bast
![](../I/m/COLLECTIE_TROPENMUSEUM_Gomuitvloeiing_uit_de_bast_van_acacia_decurrens_TMnr_10012543.jpg)
bast van een acacia [1]
![](../I/m/Damhirsch_mit_Resten_vom_Bast_auf_dem_Geweih.jpg)
bast [2]
Nederlands
Woordafbreking
- bast
Zelfstandig naamwoord
bast m
- (plantkunde) buitenste laag van een boom, meestal het geheel van schors en aangroeilaag
- Nadat het gewei volgroeid is moet de bast er nog vanaf.
- (informeel) lichaam: gisteren nog in blote bast op 't strand, nu alweer aan 't werk
Verwante begrippen
Hyponiemen
- boombast, hangebast, kaneelbast, kinabast, rammenasbast
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bassen |
bast
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bassen
- Jij bast.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bassen
- Hij bast.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van bassen
- Bast!
Gangbaarheid
- Het woord bast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bast' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.