blijk
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
blijk o
- een teken waaruit iets blijkt, bijvoorbeeld deelname
- Hij zond bloemen als blijk van zijn betrokkenheid.
- Als blijk van vertrouwen mocht ik zijn auto lenen.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- huldeblijk, liefdeblijk
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- blijk geven van
iets laten merken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blijken |
blijk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blijken
- Ik blijk.
- gebiedende wijs van blijken
- Blijk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blijken
- Blijk je?
Gangbaarheid
- Het woord blijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'blijk' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.