blijken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blij·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘aan den dag komen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blijken
bleek
gebleken
klasse 1 volledig

Werkwoord

blijken

  1. koppelwerkwoord uit iets duidelijk (geworden) zijn
    • Het huis bleek veel te groot. 
  1. modaal werkwoord ~ te zijn uit iets duidelijk (geworden) zijn
    • Hij bleek vroeger in Nederlands Nieuw-Guinea geweest te zijn. 
Opmerkingen
  • Traditioneel wordt dit werkwoord als koppelwerkwoord beschouwd, maar in aanwezigheid met 'te zijn' is het eerder een modaal werkwoord.
Vaste voorzetsels
  • blijken uit
Uitdrukkingen en gezegden
  • laten blijken
  • oplosbaar blijken
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Zelfstandig naamwoord

blijken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord blijk

Gangbaarheid

  • Het woord blijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.