blicke

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • bli·cke
Vervoeging
vervoeging
tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm
onbepaalde
wijs
blicke
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
(hot) gblickt
(hot) geblickt
enkelvoud meervoud
1e persoon ich blick mir blicke
2e persoon du blickscht dihr / der
dihr / der
ihr / er
ihr / er
nihr / ner
blickt
blicke
blicke
blickt
blicke
3e persoonerblicktsieblicke
sie blickt
es blickt

Werkwoord 1

Werkwoord

blicke

  1. onovergankelijk kijken
Hyponiemen
  • aablicke
  • darichblicke
  • eiblicke
  • erblicke
  • neiblicke
  • noblicke
  • noochblicke
  • nuffblicke
  • nunnerblicke
  • rausblicke
  • rumblicke
  • uffblicke
  • verblicke
  • weckblicke
Opmerkingen

Werkwoord 2

Werkwoord

blicke

  1. overgankelijk, (kookkunst) doppen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • Buhne blicke
bonen doppen
Opmerkingen

Werkwoord 3

Werkwoord

blicke

  1. overgankelijk ontbloten
Schrijfwijzen
Typische woordcombinaties
  • die Zeeh blicke
de tanden ontbloten
Opmerkingen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.