blaffen
Nederlands
Woordafbreking
- blaf·fen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het natuurlijke geluid van honden maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
blaffen |
blafte |
geblaft |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
blaffen
- inergatief (dierengeluid) geluid maken dat kenmerkend is voor een hond
- Die hond blaft al de hele dag.
- inergatief, (figuurlijk), (informeel) redeloos praten of schreeuwen, tieren
- Wat sta je te blaffen?
Hyponiemen
- aanblaffen, afblaffen, overblaffen, toeblaffen
Uitdrukkingen en gezegden
- Blaffende honden bijten niet
Gezegd van mensen die flink tekeergaan maar niet zo gauw kwaad doen
Vertalingen
1. geluid maken dat kenmerkend is voor een hond
Gangbaarheid
- Het woord blaffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'blaffen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.