afblaffen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afblaffen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑvblɑfə(n)/
Woordafbreking
  • af·blaf·fen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afblaffen
blafte af
afgeblaft
zwak -t volledig

Werkwoord

afblaffen

  1. overgankelijk door bejegening met ruwe woorden van zich afschrikken
    • Hij had me niet moeten afblaffen dat is belachelijk, wat er dan ook is gebeurd, je hebt dat niet op anderen af te reageren. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afblaffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.