tieren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tie·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘razen’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • Sinds 1350 in beide betekenissen bekend. Mogelijk van Middelnederlands "tiere": soort, geaardheid.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tieren
tierde
getierd
zwak -d volledig

Werkwoord

tieren

  1. inergatief luidkeels woede uiten, woedend betogen, tekeergaan
    • Hij liep te tieren en te schelden, maar het maakte allemaal niets uit. 
  1. welig ~: uitbundig groeien, gedijen
    • Het onkruid tiert weer welig in de tuin. 

Gangbaarheid

  • Het woord tieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.