aanblaffen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanblaffen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'amˌblɑfə(n)/
Woordafbreking
  • aan·blaf·fen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanblaffen
blafte aan
aangeblaft
zwak -t volledig

Werkwoord

aanblaffen

  1. overgankelijk ergens naar blaffen. (bij dieren)
    • De gevangenen werden aangeblaft door de politiehonden. 
  1. overgankelijk iemand toesnauwen. (bij mensen)
    • Ik laat me niet door jou zo aanblaffen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanblaffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.