geblaf

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geĀ·blaf
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van blaffen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord geblaf -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

geblaf o

  1. het telkens of aanhoudend blaffen
    • Het geblaf van de hond van de buren blijkt voor veel mensen de voornaamste bron van ergernis te zijn. 

Gangbaarheid

  • Het woord geblaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.