favoriet
Nederlands
Woordafbreking
- fa·vo·riet
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gunsteling’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | favoriet | favorieter | favorietst |
verbogen | favoriete | favorietere | favorietste |
partitief | favoriets | favorieters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
favoriet
- het meest in de gunst liggend
- Zijn favoriete bezigheid is muziek maken.
- geacht de winnaar te zullen worden
- De favoriete schaatser ging onderuit en zag zijn kansen op het wereldkampioenschap daarmee in rook opgaan.
Verwante begrippen
- gunsteling, lieveling
Zelfstandig naamwoord
favoriet m
- iemand die je beter vindt dan de anderen
- Ben Saunders was mijn favoriet bij The voice of Holland
Gangbaarheid
- Het woord favoriet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'favoriet' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.