cineast
Nederlands
Woordafbreking
- ci·ne·ast
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘filmkunstenaar’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cineast | cineasten |
verkleinwoord | cineastje | cineastjes |
Zelfstandig naamwoord
cineast m
- Twee hoogleraren filmwetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) wilden de cineast voordragen voor een eredoctoraat wegens zijn “minutieus uitgezochte studies op film” die voor de recente Nederlandse geschiedenis van “evident belang” zijn geweest, maar daar stak de UvA een stokje voor. Etienne Verschuren NRC 10 mei 2016
Gangbaarheid
- Het woord cineast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'cineast' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.