projector
Nederlands
Woordafbreking
- pro·jec·tor
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘projectietoestel’ voor het eerst aangetroffen in 1943 [1]
- Naamwoord van handeling van projecteren met het achtervoegsel -or [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | projector | projectoren projectors |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
projector m
- toestel om een afbeelding op een scherm te projecteren
- (wiskunde) de lijn waarmee men een punt of een lijn op een andere lijn of een vlak projecteert
Vertalingen
toestel om een afbeelding op een scherm te projecteren
Gangbaarheid
- Het woord projector staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'projector' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.