belegging
Nederlands
Woordafbreking
- be·leg·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belegging | beleggingen |
verkleinwoord | belegginkje | belegginkjes |
Zelfstandig naamwoord
belegging v
- (economie) geld besteed aan iets waarvan men verwacht dat het later meer waarde zal hebben
- Hij had zijn geld voorzichtig belegd en was daardoor langzamerhand toch heel rijk geworden.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- beleggingsfonds, beleggingshypotheek, beleggingsinstelling, beleggingsmaatschappij, beleggingsmarkt, beleggingsobject, beleggingspand, beleggingsportefeuille, beleggingsverzekering
Vertalingen
1. geld besteed aan iets waarvan men verwacht dat het later meer waarde zal hebben
Gangbaarheid
- Het woord belegging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'belegging' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.