investering
Nederlands
Woordafbreking
- in·ves·te·ring
Woordherkomst en -opbouw
Naamwoord van handeling van investeren met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | investering | investeringen |
verkleinwoord | investerinkje | investerinkjes |
Zelfstandig naamwoord
investering v
- een opoffering in tijd, geld of mankracht ten behoeve van een doel dat pas op lange termijn wordt behaald
- Het is onzeker of die investering zich zal terugbetalen.
Hyponiemen
- diepte-investering, overinvestering, vervangingsinvestering
Afgeleide begrippen
- investeringsaftrek, investeringsbank, investeringsbijdrage, investeringsfonds, investeringsklimaat, investeringsmaatschappij
Vertalingen
1. een opoffering in tijd, geld of mankracht ten behoeve van een doel dat pas op lange termijn wordt behaald
|
Gangbaarheid
- Het woord investering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'investering' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.