geldbelegging
Nederlands
Woordafbreking
- geld·be·leg·ging
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van geld zn en belegging zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geldbelegging | geldbeleggingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
geldbelegging v [1]
- een vorm van investering waarbij geld wordt vastgelegd voor langere of kortere tijd met als doel om in de toekomst financieel voordeel te behalen
- De evolutie van de cashpositie en de beleggingen is nog indrukwekkender. De politieke partijen hadden vorig jaar samen 65,9 miljoen euro op de rekening staan, een verdriedubbeling tegenover 1999. De geldbeleggingen, waarmee partijen conservatief omgaan, zijn gestegen van 21,9 naar 30,5 miljoen euro.[2]
- De dollar wordt in Rusland gezien als veruit de veiligste geldbelegging. Weliswaar is de koers van de roebel het afgelopen jaar tamelijk stabiel gebleven, maar veel Russen denken nog met afgrijzen terug aan Zwarte Dinsdag in oktober 1994, toen de roebel in één dag eenderde van zijn waarde tegenover de dollar verloor.[3]
Gangbaarheid
- Het woord geldbelegging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 21/SEPTEMBER/2017 door Wim Winckelmans
- Volkskrant BERT LANTING 26 maart 1996
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.