belachelijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  belachelijk    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /bəˈlɑχələk/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /bəˈlɑɣələk/
Woordafbreking
  • be·la·che·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van het verouderde werkwoord belachen met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen belachelijkbelachelijkerbelachelijkst
verbogen belachelijkebelachelijkerebelachelijkste
partitief belachelijksbelachelijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

belachelijk

  1. lachwekkend, om uit te lachen, idioot, bespottelijk, vreemd
    • De man had een belachelijke petje op zijn hoofd tijdens carnaval. 
Afgeleide begrippen
  • belachelijkheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord belachelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.