breek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  breek    (hulp, bestand)
  • IPA: /breːk/
Woordafbreking
  • breek

Werkwoord

vervoeging van
breken

breek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breken
    • Ik breek. 
  2. gebiedende wijs van breken
    • Breek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breken
    • Breek je? 

Gangbaarheid

  • Het woord breek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.