behouden
Nederlands
Woordafbreking
- be·hou·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
behouden |
behield |
behouden |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
behouden
- overgankelijk iets niet verliezen, handhaven, in stand houden
- Het Nederlands behield veel van de oorspronkelijke sterke werkwoorden van het Germaans.
- overgankelijk redden
- De chirurg heeft het been van de patiënt kunnen behouden.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | behouden | ||
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
behouden
- gered, niet verloren gegaan
- De opvarenden waren gered in het behouden huis.
- Wij hopen op een behouden terugkomst van de reizigers.
Uitdrukkingen en gezegden
- In behouden haven zijn
veilig ergens zijn (bv na een reis)
Vertalingen
1. iets niet verliezen
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van behouden: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
Gangbaarheid
- Het woord behouden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'behouden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.