zelfbehoud
Nederlands
Woordafbreking
- zelf·be·houd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zelf en behoud
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfbehoud | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
zelfbehoud o [1]
- de zorg om het eigen leven te bewaren
- Die actie was puur zelfbehoud.
Afgeleide begrippen
- zelfbehoudsdrang
Gangbaarheid
- Het woord zelfbehoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zelfbehoud' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.