bediende
![](../I/m/COLLECTIE_TROPENMUSEUM_Een_bediende_uit_de_huishouding_van_de_Heer_Vaupel_in_Batavia_TMnr_60009374.jpg)
bediende [2]
Nederlands
Woordafbreking
- be·dien·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘hulp’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
- Afgeleid van bediend met het achtervoegsel -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bediende | bedienden, bediendes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bediende v/m
- (beroep) iemand in een ondergeschikte betrekking
- Huishoudelijke apparatuur heeft de functie van bediende grotendeels overgenomen.
- (beroep) officiële benaming voor alle werknemers die geen arbeider zijn, beambte, ambtenaar of employé b.v. iemand die eten en of drinken brengt in een horecagelegenheid
- De bediende was nergens te bekennen, dus moesten we lang wachten op ons drankje.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- bediendebond, bediendecontract, bediendepersoneel, bediendevakbond
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bedienen |
bediende
- enkelvoud verleden tijd van bedienen
- Ik bediende.
- Jij bediende.
- Hij, zij, het bediende.
- Ik bediende.
Gangbaarheid
- Het woord bediende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bediende' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.