knecht

Nederlands

Uitspraak

Geluid: knecht (hulp, bestand)

Woordafbreking

knecht

Woordherkomst en -opbouw

In de betekenis van ‘bediende’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
[2]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	knecht	knechten knechts
verkleinwoord	knechtje	knechtjes

Zelfstandig naamwoord

knecht m

(beroep) iemand die in dienst is van met name een boer
(wielrennen) wielrenner van een wielerploeg die de kopman helpt om te winnen

Hyponiemen

bakkersknecht
boerenknecht
bouwknecht
dienstknecht
gildeknecht
grootknecht

herenknecht
huisknecht
kantoorknecht
kerkenknecht
krijgsknecht
laarzenknecht

landsknecht
lansknecht
legerknecht
letterknecht
lijfknecht
lijmknecht

livreiknecht
meesterknecht
moffenknecht
rijknecht
stalknecht
stommeknecht

superknecht
terreinknecht
toneelknecht
tuinknecht
voetknecht
wapenknecht
winkelknecht

Afgeleide begrippen

geknecht, knechten, knechting, knechtschap

Vertalingen

1. iemand die in dienst is van met name een boer

Engels: boy ^(en), servant ^(en)
Papiamento: sirbiente

Spaans: criado ^(es) m, mozo ^(es) m

Werkwoord

vervoeging van
knechten

knecht

enkelvoud tegenwoordige tijd van knechten
gebiedende wijs van knechten

Gangbaarheid

Het woord knecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knecht' herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.