bassen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bas·sen

Zelfstandig naamwoord

bassen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bas
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘blaffen’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bassen
baste
gebast
zwak -t volledig

Werkwoord

bassen

  1. blaffen, het geluid maken dat kenmerkend is voor de hond
  2. (figuurlijk) inergatief met een luide, lage stem iets roepen
    • "Dat gaat zomaar niet!" baste hij. 
Hyponiemen
  • aanbassen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.