gewei
Nederlands
Woordafbreking
- ge·wei
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘hoorns van herten e.d.’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1592 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gewei | geweien |
verkleinwoord | geweitje | geweitjes |
Zelfstandig naamwoord
gewei o
- (zoötomie) een stel uit been bestaande hoorns van herten; al dan niet vertakt
- Het gewei van het hert was afgebroken en lag op de grond.
Vertalingen
1. een stel uit been bestaande hoorns van herten; al dan niet vertakt
Gangbaarheid
- Het woord gewei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gewei' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.