bangheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bangheid    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈbɑŋɦɛːɪt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈbɑŋɦɛːt/
Woordafbreking
  • bang·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van bang met het achtervoegsel -heid.
enkelvoud meervoud
naamwoord bangheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bangheid v

  1. een toestand van schrik
    • Bij bangheid gaat het hart sneller slaan. 
  1. het gauw bang zijn
    • Je zal je bangheid voor het donker moeten proberen af te leren. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bangheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.