bangheid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bangheid (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈbɑŋɦɛːɪt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈbɑŋɦɛːt/
Woordafbreking
- bang·heid
Zelfstandig naamwoord
bangheid v
- een toestand van schrik
- Bij bangheid gaat het hart sneller slaan.
- het gauw bang zijn
- Je zal je bangheid voor het donker moeten proberen af te leren.
Vertalingen
1. toestand van schrik
Gangbaarheid
- Het woord bangheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bangheid' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.