balk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  balk    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /bɑɫk/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /bɑlk/
Woordafbreking
  • balk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stuk hout’ voor het eerst aangetroffen in 1064 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord balk balken
verkleinwoord balkje balkjes

Zelfstandig naamwoord

balk m

  1. (geometrie) een veelvlak met 6 rechthoekige zijvlakken, 8 hoekpunten en 12 ribben
    • Probeer nog eens een balk te construeren. 
  1. (bouwkunde) een ruimteoverspannend constructie-element waarvan de lengte vele malen groter is dan de breedte en de hoogte in doorsnede
    • Een balk is vaak gemaakt van hout of staal. 
  1. geld over de balk gooien: Veel te veel geld uit even aan onnuttige dingen
    • Hoewel hij ontslagen was ging hij maar door met geld over de balk te gooien  
    • Vee 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
balken

balk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balken
    • Ik balk. 
  2. gebiedende wijs van balken
    • Balk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balken
    • Balk je? 

Gangbaarheid

  • Het woord balk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.