baard
Nederlands
Woordafbreking
- baard
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘haar op kin en wangen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Afkomstig van de Indo-Europese wortel *bʰardʰ-eH₂- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baard | baarden |
verkleinwoord | baardje | baardjes |
Zelfstandig naamwoord
baard m
- gezichtsbeharing van de man
- Mannen die willen kaapr'n varen moeten mannen met baarden zijn.
- de baard in de keel krijgen: de stemverlaging die optreedt bij jongens in de puberteit
- Nadat hij de baard in de keel kreeg kon hij niet meer in het jongenskoor zingen.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. gezichtsbeharing van de man
Gangbaarheid
- Het woord baard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'baard' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.