geitenbaard
Nederlands
![](../I/m/Aruncus_dioicus.jpg)
Aruncus dioicus
Uitspraak
- Geluid: geitenbaard (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈχɛɪ̯.tə(n).bart/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɣɛː.tə(n).bart/
- (Limburg): /ˈɣɛɪ̯.tə(n).baˑrd/
Woordafbreking
- gei·ten·baard
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van geit en baard met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geitenbaard | geitenbaarden |
verkleinwoord | geitenbaardje | geitenbaardjes |
Zelfstandig naamwoord
geitenbaard m [1]
- de baard van een geit
- (plantkunde) Aruncus dioicus
een vaste plant uit de rozenfamilie (Rosaceae )
Gangbaarheid
- Het woord geitenbaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.