antithese
Nederlands
Woordafbreking
- an·ti·the·se
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tegenstelling’ voor het eerst aangetroffen in 1773 [1]
- afgeleid van these met het voorvoegsel anti- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antithese | antitheses, antithesen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
antithese v
Afgeleide begrippen
- antithetisch
Vertalingen
1. het tegenovergestelde
Gangbaarheid
- Het woord antithese staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'antithese' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.