animeren
Nederlands
Woordafbreking
- ani·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opwekken’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse animer of het Latijnse 'animare' (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
animeren |
animeerde |
geanimeerd |
zwak -d | volledig |
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- animaat, animateur, animatie, animator, animatrice, animeerdame, animeermeid, animeerorgaan
Vertalingen
1. opmonteren, opvrolijken
Gangbaarheid
- Het woord animeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'animeren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.