afhankelijk
Nederlands
Woordafbreking
- af·han·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | afhankelijk | afhankelijker | afhankelijkst |
verbogen | afhankelijke | afhankelijkere | afhankelijkste |
partitief | afhankelijks | afhankelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
afhankelijk
- genoodzaakt op anderen te vertrouwen
- Kinderen zijn afhankelijk van hun ouders en later zijn de ouders afhankelijk van hun kinderen.
- verslaafd zijn aan bepaalde drugs of geneesmiddelen
- Van de 1,7 miljoen Nederlanders die slaapmiddelen gebruiken gelden namelijk 200.000 mensen als ‘afhankelijk’.[1]
- (wiskunde) medeveranderend met een andere grootheid
- De versnelling van een voorwerp is afhankelijk van de massa van dat voorwerp en de kracht die op het voorwerp werkt.
Vaste voorzetsels
- afhankelijk zijn van
Verwante begrippen
- onderhorig
Hyponiemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord afhankelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afhankelijk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.