verzuim
Nederlands
Woordafbreking
- verĀ·zuim
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verzuim | verzuimen |
verkleinwoord | verzuimpje | verzuimpjes |
Zelfstandig naamwoord
verzuim o
- afwezig zijn
- iets niet gedaan hebben
Hyponiemen
- arbeidsverzuim, luxeverzuim, plichtsverzuim, plichtverzuim, rechtsverzuim, schoolverzuim, ziekteverzuim
Afgeleide begrippen
- verzuimdag, verzuimfrequentie
Gangbaarheid
- Het woord verzuim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verzuim' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.