abces
Nederlands
Woordafbreking
- ab·ces
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ettergezwel’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- uit het Latijn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abces | abcessen |
verkleinwoord | abcesje | abcesjes |
Zelfstandig naamwoord
abces o
- Als je door een lokale ontsteking niet meer kunt slapen is er meestal sprake van een abces.
- Als een abces doorbreekt is de pijn meestal direct verdwenen.
Synoniemen
- etterbuil, ettergezwel
Vertalingen
1. een ophoping van pus in het lichaam, daarbij een onnatuurlijke holte vormend
Gangbaarheid
- Het woord abces staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'abces' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.