aso

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aso    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aso
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘asociaal persoon’ voor het eerst aangetroffen in 1987 [1]
  • Afgeleid van asociaal.
enkelvoud meervoud
naamwoord aso aso's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

aso v/m

  1. (pejoratief) asociaal persoon, een maatschappelijk onaangepast iemand
    • De politie neemt actie tegen aso's in het verkeer. 
stellend
onverbogen aso
verbogen
partitief aso's

Bijvoeglijk naamwoord

aso

  1. asociaal
    • Wat een aso gedrag! 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aso staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Samoaans

Zelfstandig naamwoord

aso

  1. dag


Tokelauaans

Zelfstandig naamwoord

aso

  1. dag


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
asar

aso

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van asar


Tagalog

Zelfstandig naamwoord

aso

  1. hond


Twi

Zelfstandig naamwoord

aso

  1. oor


Xhosa

Bezittelijk voornaamwoord

aso

  1. vorm van -so, verwijzend naar een woord van klasse 7 in bezit van een woord van klasse 6 : zijn, haar, ervan
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.