aso
Nederlands
Woordafbreking
- aso
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘asociaal persoon’ voor het eerst aangetroffen in 1987 [1]
- Afgeleid van asociaal.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aso | aso's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
aso v/m
- (pejoratief) asociaal persoon, een maatschappelijk onaangepast iemand
- De politie neemt actie tegen aso's in het verkeer.
stellend | |
---|---|
onverbogen | aso |
verbogen | |
partitief | aso's |
Bijvoeglijk naamwoord
aso
- asociaal
- Wat een aso gedrag!
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord aso staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aso' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Xhosa
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.