aanspreker
Nederlands
Woordafbreking
- aan·spre·ker
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van aanspreken met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanspreker | aansprekers |
verkleinwoord | aansprekertje | aansprekertjes |
Zelfstandig naamwoord
aanspreker m
- (beroep) de aanzegger van een sterfgeval en de persoon die de begrafenis of crematie regelt
- De aanspreker maakte het plotselinge overlijden van Petra bekend.
Gangbaarheid
- Het woord aanspreker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.