aanspreking
Nederlands
Woordafbreking
- aan·spre·king
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanspreken met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanspreking | aansprekingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
aanspreking m
- het aanspreken
- titel waarmee men iemand aanspreekt
- Monseigneur is de aanspreking van een kardinaal.
Afgeleide begrippen
- aansprekingspunt
Gangbaarheid
- Het woord aanspreking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.