aanspreekbaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·spreek·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen aanspreekbaaraanspreekbaarderaanspreekbaarst
verbogen aanspreekbareaanspreekbaardereaanspreekbaarste
partitief aanspreekbaarsaanspreekbaarders-

Bijvoeglijk naamwoord

aanspreekbaar

  1. toegankelijk, geneigd tot conversatie
    • Hij is echt niet aanspreekbaar. 
  1. (informatica) in staat tot het ontvangen en doorgeven van digitale communicatie (gezegd van modems)
    • De modems zijn niet meer direct aanspreekbaar doordat we de AT-commandoset hebben uitgeschakeld. 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanspreekbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.