aanmerkelijk
Nederlands
Woordafbreking
- aan·mer·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aanmerkelijk | aanmerkelijker | aanmerkelijkst |
verbogen | aanmerkelijke | aanmerkelijkere | aanmerkelijkste |
partitief | aanmerkelijks | aanmerkelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
aanmerkelijk
- aanzienlijk, tamelijk veel, tamelijk groot
- Hij had een aanmerkelijk belang in de firma.
- Auto's produceren een aanmerkelijk deel van de CO2 die mensen uitstoten.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord aanmerkelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanmerkelijk' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.