Tiny House Movement

De Tiny House Movement (ook Small House Movement[1] genoemd; Engels voor Beweging voor (uiterst) kleine huizen) is een sociale beweging (en architecturale beweging) met oorsprong in de Verenigde Staten, die het wonen in kleine huisjes propageert. De beweging vertaalt zich ook in de architectuur, doordat meer en meer de bouw van kleine en mini-huizen wordt gepland en uitgevoerd. Daarbij bestaat er geen vaste definitie, vanaf welke grootte van woonoppervlakte een gebouw als een Tiny House (micro- of mini-huis) dan wel als een Small House (klein huis) wordt beschouwd. Tiny Houses worden meestal evenwel als tussen de 15 en 50 omschreven en Small Houses als tot 90 m².[2]

Een Duits Tiny House op wielen in Schleswig-Holstein

Achtergrond

Een Amerikaans Tiny House op wielen in Olympia (Washington).

Hoewel demografisch gezien het aantal in huishoudens samenlevende personen in vele geïndustrialiseerde landen in het algemeen afnam, nam in sommige van deze landen de omvang van de nieuwbouw van eengezinswoningen toe. In de Verenigde Staten steeg bijvoorbeeld de gemiddelde bewoonbare oppervlakte van eengezinswoningen van 165 m² in 1978 tot 230,3 m² in 2007.[3] De redenen hiervoor waren de toenemende materiële welvaart, alsook ook de benodigde ruimte voor de gecumuleerde goederen alsmede het prestige van een grote woning. Net zoals bij auto's kan ook een eigendom als een statussymbool of als een uiting van persoonlijk succes worden gezien. Small of Tiny Houses brengen echter aanzienlijk lagere bouw- en vaste kosten met zich mee. Niet in het minst vanwege dit feit is de Tiny House Movement sinds de Kredietcrisis van 2007 weer onder hernieuwde aandacht komen te staan.

De ontwikkeling van mini-huizen beslaat een breed scala aan gebruikers en bewoners. Ze variëren van eenvoudige, door de bewoners zelfgemaakte respectievelijk omgebouwde bouwketen en (herders)woonwagens tot professioneel vervaardigde modellen van hoge kwaliteit.[4]

De Tiny House Movement wordt meestal geassocieerd met downsizing. Terwijl de oorsprong van de club aanvankelijk voornamelijk was gericht op kostenvermindering, zijn de redenen voor de beslissing kleiner te gaan wonen in landen zoals de Verenigde Staten, maar ook in landen als Duitsland, Nederland en België, voornamelijk in de richting van een keuze voor een duurzame woon- en levensstijl geëvolueerd. Maar ook maken bevolkingsgroepen met een hoger inkomen in toenemende mate gebruik van Tiny Houses als gast- of weekendverblijf. Ook gebruiken steeds meer bedrijven Tiny Houses als een handelsbureau of stand op een jaarbeurs. Verder zijn Tiny Houses vanwege het kleine formaat makkelijk te verplaatsen, zodat men er ook een trektocht mee kan maken. Hiervoor zitten vaak wielen onder een Tiny House en een hefboom waarmee het Tiny House aan de trekhaak van een flinke auto of pick-uptruck kan worden bevestigd. Op deze manier kan het Tiny House overal mee naartoe genomen worden.

Katrina Cottage in de Lower 9th Ward in New Orléans.

Het begin van de tegenbeweging die zich tegen de "Bigger is better"-mentaliteit afzette, wordt toegeschreven aan Sarah Susanka, een uit Engeland afkomstige en in de VS levende architecte die in 1997 haar boek, The Not So Big House – A Blueprint For the Way We Really Live, publiceerde.[3] Met het toenemende milieubewustzijn breidde de Tiny House Movement zich ook steeds vaker naar andere landen uit: in Tokio, waar de ruimte schaars is, bouwde de architect Takaharu Tezuka het House to Catch the Sky, een 42,5 m² klein huis voor vier personen; in Barcelona stelden de Spaanse architecten Eva Prats en Ricardo Flores het 28 m² kleine Casa en una Maleta (Spaans voor "huis in een koffer") voor; na de verwoestingen van de orkaan Katrina ontwikkelde Marianne Cusato, een Amerikaanse ontwerpster, als alternatief voor de FEMA-trailers (noodonderkomens, die de Federal Emergency Management Agency aan de slachtoffers van de orkaan ter beschikking stelde) de Katrina Cottages, met 28,6 m² aan leefruimte.

Als stem van de Tiny House Movement treedt de Small House Society op, een in 2002 gestichte vereniging, die als haar doel de bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en het gebruik van kleinere woonruimtes beschouwt, hetgeen duurzaam wonen door individuen, families en gemeenschappen wereldwijd ten goede zou komen en meer.[5]

Ecologie en duurzaamheid

In Duitsland zijn kleine gebouwen met minder dan 50 m² vrijgesteld van een energieprestatiecertificaat (§ 16 Abs. 5 Energieeinsparverordnung[6]). Desalniettemin worden in het bijzonder in Duitsland de ecologische en duurzaamheidsaspecten van Tiny Houses actief bediscussieerd. Ook in Vlaanderen zijn de EPB-eisen niet van toepassing op alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 m².[7] Er is evenwel voor elke woning, ongeacht haar grootte, een omgevingsvergunning én architect nodig.[8]

Enerzijds wordt op het gebruik van bij voorkeur ecologische bouwmaterialen zoals hout en schapenwol, hennep of zeegras als isolatiemateriaal gewezen, evenals andere hergebruikte of herbruikbare materialen. Op deze manier zou men bij voorkeur op een duurzame manier omgaan met de beschikbare middelen. Het compacte ontwerp van Tiny Houses staat ook een zeer laag energieverbruik toe, in het bijzonder op het vlak van verwarming.

Anderzijds wordt geopperd dat de bouwtechnisch vaak dunne buitenmuren, vloeren en plafonds, zoals die bij gebruik van traditionele bouwmaterialen, in principe niet voor voldoende isolatie kunnen zorgen. Zodoende gaat een zinvolle duurzaamheid op de lange termijn ten koste van een aanzienlijk verhoogd energieverbruik. Verwarmingssystemen zoals houtkachels zijn meestal niet ontworpen voor de kleine woonvolumes van Tiny Houses, en bijgevolg te groot voor zo'n kleine ruimte en laten zich temperatuurtechnisch vaak niet energiebewust reguleren. Alternatieven op het vlak van duurzaamheid kunnen zijn moderne elektronisch gestuurde pelletkachels of airconditionings met een vierwegklep en isolatiematerialen zoals bijvoorbeeld polyurethaan of speciale warmtereflecterend isolatiefolie.

Voor vele Tiny Houses spelen energetische systemen, die een bepaalde mate van onafhankelijkheid respectievelijk autarkie van de openbare nutsvoorzieningen zouden bieden (in het Engels vaak "off-grid" genoemd), een bijzondere rol.

Zo kan regenwater worden opgevangen en voor de bewatering van de tuin of het doorspoelen van het toilet worden gebruikt. Hierbij zijn leidingen voor drink- en regenwater duidelijk van elkaar te scheiden en permanent met een verschillende kleur aangeduid om ze uit elkaar te houden.[9] Vaak wordt echter ook voor een composttoilet gekozen, wat het waterverbruik nog verder vermindert.

Voor het afval- en huishoudwater maakt men vaak een onderscheid tussen grijs (licht verontreinigd afvalwater; herbruikbaar) en zwart water (met pathogene stoffen verontreinigd afvalwater; niet herbruikbaar). Een grijswatersysteem kan het licht verontreinigde afvalwater hergebruiken en aldus behoorlijk wat water besparen.

Met behulp van zonnepanelen kan een Tiny House – net zoals een woonwagen – off-grid zijn, waarbij de kleine energiebehoefte onafhankelijk van het openbare elektriciteitsnet kan worden gegenereerd. Door het - afhankelijk van de constructie - kleine dakoppervlak van Tiny Houses is het echter vaak niet mogelijk een volledig autarkische installatie te plaatsen. Ook maakt men soms vanuit zowel economische als ecologische overwegingen gebruik van micro-windturbines, als aanvulling op de energielevering via het openbare net.

Thermische zonne-energie voor warm water (zonneboiler) kan in een Tiny House zowel vanuit economische als ecologische overwegingen een zinvolle investering zijn.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.