Strijkkwartet Große Fuge (Beethoven)

De Große Fuge opus 133 is een eendelige compositie voor strijkkwartet van Ludwig van Beethoven, aanvankelijk gecomponeerd als laatste deel van het Strijkkwartet nr. 13, maar later afzonderlijk uitgegeven als zelfstandige compositie.

Strijkkwartet Große Fuge (Beethoven)
Karikatuur van Beethoven door J.P. Lyser
ComponistLudwig van Beethoven
Soort compositieStrijkkwartet
ToonsoortBes groot
Opusnummeropus 133
Compositiedatumzomer 1825
Première21 maart 1826 (als onderdeel van opus 130)
Opgedragen aanKardinal Erzherzog Rudolf
Duur16 min.
Portaal    Klassieke muziek

Ontstaan

Beethoven componeerde oorspronkelijk de imposante fuga als het slotdeel van zijn Strijkkwartet nr. 13 (opus 130). De fuga vergde zoveel van de musici en was zo onpopulair bij het publiek, dat Beethovens uitgever er bij hem op aandrong een nieuwe finale te schrijven. Beethoven, berucht vanwege zijn koppige persoonlijkheid en onverschilligheid voor de publieke mening en smaak, voldeed ditmaal aan het verzoek van de uitgever, en publiceerde de fuga onder een apart opusnummer, opus 133. Hij schreef toen een finale, die aanzienlijk eenvoudiger is, meer passend bij de andere delen van het Strijkkwartet nr. 13. Tegenwoordig wordt bij een uitvoering ofwel de fuga, ofwel de vervangende finale gespeeld.

Het stuk stelt technisch extreme eisen aan de musici, maar is ook mentaal door zijn meedogenloos en in zichzelf besloten karakter een moeilijk te begrijpen stuk. Beethoven gaf het werk een motto mee: "tantôt libre, tantôt récherchée" (op te vatten als: evenzeer vrij als gekunsteld(?), wat zowel op de (technische) vorm als de (mentale) inhoud kan slaan. De vereniging van vrijheid en wetmatigheid.

Toen het Strijkkwartet No. 13 (met fuga toen nog) voor het eerst werd uitgevoerd vroeg het publiek om een herhaling van alleen de twee middendelen van het kwartet. Beethoven, woedend, zou gegromd hebben: "En waarom herhalen zij de fuga niet? Alleen dat hadden ze moeten herhalen! Vee! Ezels!"[1]

De meeste 19e-eeuwse critici verwierpen het werk. Louis Spohr noemde het - in één adem met de rest van Beethovens late werk - onontcijferbare, ongecorrigeerde verschrikking. De achting bij de critici voor dit werk is echter sinds het begin van de 20e eeuw toegenomen. Men ziet het nu als een van Beethovens grootste composities. Igor Stravinsky zei er over: " … een absoluut hedendaags muziekstuk, dat ook altijd hedendaags zal blijven."[2]

Analyse

Het kwartet opent met een Overtura van 24 maten, die een van de twee thema’s van de fuga introduceert. Een melodie die sterk verwant is aan het openingsthema van het strijkkwartet opus 132. Beethoven duikt dan in een heftige vaak wrang klinkende dubbelfuga met een tweede thema van dramatisch springende tonen; de vier instrumenten van het kwartet pakken fel uit met triolen, gepunteerde motieven en syncopen.

Na de openingsfuga volgt een serie passages met contrasterende toonsoorten, ritmes en tempi. Vaak breken secties abrupt af, zonder voorbereiding, zodat er een verscheurde en verrassende structuur ontstaat. Tegen het eind is er een vertraging met lange pauzes, die, na een recapitulatie van de overture, leidt tot een stormachtige finale.

Net als enkele andere grote finales van Beethoven (zoals die van de 9e symfonie) kan men de Große Fuge beschouwen als een meerdelig werk binnen één groot geheel. Elk van de kleinere secties is gebaseerd op een lichte verandering van het originele thema. Bovendien is de Große Fuge een voorbeeld van het compositieproces, zoals Beethoven in zijn late periode onderzocht: een combinatie van elementen als variatie-vorm, sonatevorm en fuga. In de technische analyse van dit stuk verschillen de deskundigen overigens flink van mening.

Recent herontdekt manuscript

Op 13 oktober 2005 verscheen er een bericht [3] dat een originele partituur uit 1826 van Beethoven met de titel "Große Fuge" gevonden was in juli 2005 door een bibliothecaris uit Pennsylvania aan het Palmer Theological Seminary in Wynnewood (Pennsylvania). Het betrof een versie van op. 133, een arrangement voor piano à quatre mains. Dit manuscript is voor bijna twee miljoen dollar geveild en ter beschikking gesteld aan de Juilliard School of Music en is sinds februari 2006 te verkrijgen op hun site.

Het arrangement, uitgegeven als op. 134, is van de hand van Beethoven zelf. Toen Beethoven de finale losmaakte van het kwartet, wilde hij, zoals in die tijd gebruikelijk was, daarvan een arrangement voor piano à quatre mains hebben voor gebruik in de huiskamer. Gewoonlijk werden dit soort bewerkingen aan derden uitbesteed door de uitgever. Beethoven had in dit geval zelf de pianist Anton Halm gevraagd, maar was zo ontevreden over het resultaat, dat hij zelf deze bewerking heeft gemaakt.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.