Slag om de Atlantische Oceaan

De Slag om de Atlantische Oceaan is de strijd van 1939 tot 1945 tussen de Duitse Kriegsmarine en de geallieerde vloot. Tijdens deze langstdurende militaire campagne van de Tweede Wereldoorlog probeerden de Duitsers vooral met onderzeeboten de maritieme aanvoerlijnen van hun tegenstanders af te snijden.

Slag om de Atlantische Oceaan
Onderdeel van de Tweede Wereldoorlog
Datum3 september 1939 - 8 mei 1945
LocatieAtlantische Oceaan, Noordzee, Ierse Zee, Labradorzee, Saint Lawrencebaai, Caraïbische Zee, Golf van Mexico, Outer Banks en de Noordelijke IJszee
ResultaatGeallieerde overwinning
Strijdende partijen
Geallieerden:
Verenigd Koninkrijk
Canada
Verenigde Staten (1941–1945)
Noorwegen
Polen
Frankrijk (1939–1940)
Vrije Fransen (1940-1945)
België
Brazilië (1942–1945)
Nederland
Asmogendheden:
Nazi-Duitsland
Koninkrijk Italië (1940–1943)
Vichy-Frankrijk (1940–1942)
Leiders en commandanten
Percy Noble
Max Kennedy Horton
Leonard W. Murray
Ernest King
Royal E. Ingersoll
Erich Raeder
Karl Dönitz
Verliezen
36,200 doden
36,000 bemanningen van koopvaardijschepen omgekomen
3,500 koopvaardijschepen gezonken
175 oorlogsschepen gezonken
30,000 doden
783 onderzeeërs gezonken
de Scharnhorst

Achtergrond

Duitse U-boot

Verenigd Koninkrijk was niet zelfvoorzienend en dit maakte het eiland afhankelijk van aanvoerlijnen over zee. Bovendien vond het leeuwendeel van de Angelsaksische oorlogsproductie plaats in de Verenigde Staten. Daarom was het voor Duitsland cruciaal om het scheepsverkeer in de Atlantische Oceaan onmogelijk te maken door meer vaartuigen tot zinken te brengen dan de geallieerden konden produceren. Deze uitputtingsslag zou vanaf 1943 in het voordeel van de geallieerden worden beslecht. In dat jaar werd nog vijfentwintig procent van de geproduceerde schepen door de Duitsers vernietigd, maar dit percentage liep terug tot minder dan elf in 1944.

In Engeland werd de Slag om de Atlantische Oceaan sinds het begin van 1941 geleid vanuit een ondergrondse bunker in Liverpool, het Western Approaches Command Center.

De oppervlakteschepen

geallieerde tanker 1942

De omvang van Duitse oppervlaktevloot viel in het niet bij die van de Royal Navy mede door de voorwaarden van het Verdrag van Versailles. Al in 1939 liep het slecht af met het vestzakslagschip Admiral Graf Spee. De Kriegsmarine vermeed daarom zorgvuldig de Britse oorlogsvloot en poogde met individuele aanvallen de geallieerde koopvaardijschepen te vernietigen. De Bismarck vernietigde in mei 1941 de HMS Hood. Enkele dagen later werd zij zelf echter tot zinken gebracht en de overgebleven slagschepen/slagkruisers Scharnhorst, Tirpitz, Gneisenau en Prinz Eugen werden teruggetrokken. Hoewel zij nog drie jaar lang een bedreiging zouden vormen en veel aandacht en materieel van de Royal Navy zouden eisen was hun offensieve rol uitgespeeld. De Scharnhorst en de Tirpitz zouden evenwel nog een tijd lang met wisselend succes de geallieerde konvooien aanvallen. Toen de Scharnhorst bij de Noordkaap naar de bodem werd gejaagd waagden de overige slagkruisers zich niet meer in open water. Na talloze en kostbare pogingen van de Royal Air Force werd in november 1944 de Tirpitz alsnog in de Tromsøfjord tot zinken gebracht.

De onderzeeboten

Duitse matroos

De Duitsers beseften het belang van het ontregelen van transport van Amerika richting Engeland en bedachten Operatie Paukenschlag om de Amerikaanse kustvaart te treffen. Dit was een zeer succesvolle militaire operatie die enorme verliezen toebracht aan de koopvaardij met 5000 doden en 609 gekelderde schepen. Zevenenvijftig U-boten had Duitsland in 1939 en in de jaren erna zouden er meer dan duizend bijkomen. Uiteindelijk werd driekwart tot zinken gebracht. Door de wolvenroedeltactiek zag het er tot 1943 nog naar uit dat de nationaalsocialisten de strijd in de Atlantische Oceaan zouden winnen. Als een U-boot een konvooi ontdekte volgde een gecoördineerde groepsaanval en zo zonken in 1941 meer dan twee maal zoveel schepen als de geallieerden konden bouwen.

"Het enige gevaar dat mij tijdens de oorlog werkelijk angst aanjoeg waren de U-boten" - Winston Churchill

Er vonden echter enkele gebeurtenissen plaats die het tij deden keren:

  • De ASDIC-sonar maakte het mogelijk om onderzeeboten op te sporen en te vernietigen.
  • De Amerikaanse oorlogseconomie kwam op gang en er kwamen meer oorlogsschepen die de konvooien konden escorteren.
  • De Enigmacodes werden gebroken waarna de locatie van de U-boten niet langer geheim was.

Werden in 1942 vijfentachtig onderzeeboten tot zinken gebracht, in 1943 was dit aantal gestegen tot tweehonderdenzevenentachtig. Bovendien konden de Britten en Amerikanen meer schepen produceren dan dat de U-Boten er konden vernietigen. Hierdoor werd de opbouw van troepen in het Verenigd Koninkrijk mogelijk en kon de invasie van het Europese vasteland worden georganiseerd. De meest succesvolle commandant voor de geallieerden in de bestrijding van de duikboten was Johnnie Walker, onder wiens commando een groot aantal Duitse U-boten tot zinken werd gebracht.

De air gap (gat in het luchtruim) was het gebied in de Atlantische Oceaan, waar de luchtmacht schepen geen bescherming kon bieden tegen de Duitse U-boten. Het sluiten van de air gap was voor de geallieerden een belangrijk doel. In mei 1943 slaagden de geallieerden er met B-24 Liberators in, de air gap te sluiten en dienovereenkomstig de operaties voor de U-boten moeilijker te maken.

Balans

Meer dan 3500 geallieerde schepen gingen verloren tegen 783 U-boten. De grote Duitse oppervlakteschepen werden uiteindelijk bijna allemaal vernietigd. Zesendertigduizend geallieerde matrozen en dertigduizend Duitse zeevarenden vonden de dood.

Zie ook

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Battle of the Atlantic op Wikimedia Commons.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.