Gneisenau (slagschip)

De Gneisenau was een slagschip[1] van de Scharnhorst-klasse van de Duitse Kriegsmarine. Het schip was genoemd naar de kruiser Gneisenau van admiraal Maximilian von Spee uit de Eerste Wereldoorlog. Dit schip was op zijn beurt genoemd naar de Pruisische generaal August Neidhardt von Gneisenau.

Gneisenau (slagschip)
Geschiedenis
Besteld25 januari 1934
WerfDeutsche Werke, te Kiel
Kiellegging14 februari 1934

Bouw gestopt: 5 juli 1934
Bouw hervat: 6 mei 1935

Tewaterlating8 december 1936
In dienst21 mei 1938
StatusTot zinken gebracht als blokkade voor de haven van Gdynia 23 maart 1945
Algemene kenmerken
Lengte226 meter ll, 235 meter oa
Breedte30 meter
Diepgang9,7 meter
Deplacement31.552 long ton (standaard) 38.900 long ton (volgeladen)
Voortstuwing en vermogen3 Brown Boveri stoomturbines, 161.164 pk (120,18 MW)

Drie driebladige schroeven met een diameter van 4,8 m

Vaart31,5 knopen
Bereik10.100 zeemijl (18.700 km) aan een snelheid van 19 knopen (35 km/h)
Bemanning1669 waarvan 56 officieren
Bewapening3 x 3 = 9 x 283 mm

12 x 150 mm
14 x 105 mm Luchtafweer
8 x 2 = 16 x 37 mm Luchtafweer
38 x 20 mm Luchtafweer
6 x 533 mm torpedobuizen

Vliegtuigen en faciliteiten3 Arado Ar196A-3, 1 katapult
Portaal    Maritiem

Met de bouw van de Gneisenau werd in 1934 begonnen bij Deutsche Werke in Kiel. Enkele maanden later, op 5 juli 1934, werd de bouw gestopt. Na enige verbeteringen werd de bouw in mei 1935 hervat. Op 8 oktober 1939 vertrok het schip samen met de kruiser Köln en negen torpedobootjagers voor een missie die erop gericht was de geallieerde schepen die op zoek waren naar de Lützow af te leiden. Na afloop van deze missie werd de boeg van het schip, evenals die van het zusterschip Scharnhorst, aangepast in een zogeheten klipperboeg. Oorspronkelijk waren beide schepen voorzien van een rechte boeg, maar die zorgde bij hoge vaart voor te veel overslaand buiswater. Tevens werden de rookhoeden van de schoorsteen vervangen.

Eind 1939 opereerde de Gneisenau samen met zijn zusterschip de Scharnhorst op de Atlantische Oceaan. Samen vormden zij het Duitse slagschipeskader en de geallieerden deden er alles aan dit eskader met de gecombineerde Frans-Britse vloot te onderscheppen. Dit was alleen mogelijk met de Franse slagkruisers Dunkerque, Strassbourg en de Britse slagkruisers Hood, Renown en Repulse omdat slagschepen hiervoor te langzaam waren.

In april 1940 werd de Gneisenau samen met zijn zusterschip de Scharnhorst ingezet bij operatie Weserübung, de invasie van Noorwegen. Het had tot taak de Britse slagkruisers weg te lokken van de kwetsbare landingsplaatsen. Dat plan lukte, al wist de slagkruiser Renown wel een treffer op te boeken die een van de hoofdgeschuttorens uitschakelde. Tijdens dit duel bleek dat de gezamenlijke slagkracht van de beide slagkruisers ontoereikend was om een verouderde Britse slagkruiser tot zinken te brengen. Tijdens de operaties rond Noorwegen werd de Gneisenau door een Britse onderzeeboot getorpedeerd.

Nadat het herstel was voltooid voeren beide schepen onder leiding van vice-admiraal Günther Lütjens opnieuw uit richting Noorwegen. Tijdens hun zoektocht naar geallieerde koopvaardijschepen stuitten ze op het Britse vliegkampschip Glorious en de torpedobootjagers HMS Acasta en HMS Ardent, die allemaal tot zinken werden gebracht.

Na deze actie vertrokken de twee schepen naar de Atlantische Oceaan waar ze een zeer succesvolle operatie (operatie "Berlin") uitvoerden. Ze brachten een groot aantal geallieerde koopvaardijschepen tot zinken, in totaal circa 155.600 ton. Het duo kreeg van de Britten de beruchte bijnaam "The ugly sisters". Door dit succes werd Lütjens door Adolf Hitler en grootadmiraal Raeder bevorderd van schout-bij-nacht (Duits: Konteradmiral) tot vice-admiraal. Hij zou later in 1941 het commando voeren over slagschip Bismarck en de zware kruiser Prinz Eugen. Dit zou hem op 27 mei 1941 fataal worden.

Na de avonturen op de Atlantische Oceaan gingen de twee schepen in Brest in dok. Ze werden echter voortdurend geplaagd door luchtaanvallen en liepen veelvuldig averij op. Nieuwe operaties op de Atlantische Oceaan waren hierdoor uitgesloten. Nadat het herstel was voltooid, ontsnapten de zusterschepen begin 1942 op klaarlichte dag samen met de Prinz Eugen door het Kanaal en wisten ze alle Britse aanvallen af te slaan (operatie Cerberus). De Gneisenau liep ter hoogte van Terschelling echter op een zeemijn en moest in Kiel in dok. De Royal Air Force slaagde er niet veel later in het schip zwaar te beschadigen. De voorste hoofdgeschuttoren brandde geheel uit.

De Kriegsmarine wilde toen een langgekoesterde wens in vervulling laten gaan: het vervangen van de te licht bevonden 28cm-kanonnen door 38cm-kanonnen. De Gneisenau vertrok hiervoor naar de haven van Gotenhafen, het huidige Poolse Gdynia. Hier was het veilig voor luchtaanvallen door de RAF en werd begonnen met het vervangen van het zware geschut.

Na de zeeslag in de Barentszzee, op 31 december 1942, waarbij de Duitse zware schepen volledig tekortschoten in hun poging door het escorte van een konvooi te breken en de koopvaardijschepen tot zinken te brengen, werd in juli 1943 besloten om alle nog operationele Duitse zware schepen van de sterkte af te voeren, omdat hun rol was uitgespeeld. Met de ondergang van de Scharnhorst op 26 december 1943 was de maat vol. De verbouwing van de Gneisenau werd gestaakt en de bemanning monsterde af. Het bestelde 38cm-geschut werd ingezet bij de kustverdediging, waaronder in Fort Hanstholm in Denemarken.

In 1945 werd de Gneisenau tot zinken gebracht in de haven van Gotenhafen.

Zie ook

Zie de categorie Gneisenau (ship, 1936) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.