Sint-Adelbertabdij

De Sint-Adelbertabdij is een benedictijnenabdij in Egmond-Binnen. De overblijfselen van de heilige Adelbert van Egmond rusten onder het altaar van de abdijkerk. Ook de West-Friese graven Dirk II, Aarnout, Dirk III, Dirk V, Floris I en de Hollandse graaf Floris II werden er begraven.

Sint-Adelbertabdij
LandNederland
PlaatsEgmond-Binnen
Religiekatholicisme
Kloosterordebenedictijnen
Gebouwd inbegin 10e eeuw, 1933
Gesloopt in1573 (later herbouwd)
Gewijd aanSint-Adelbert
Architectuur
Architect(en) B.J. Koldewey (uitbreiding 1948-1953)
Portaal    Religie
Deel van de serie over
kloosters
en het christelijke monastieke leven

Geschiedenis

De Sint-Adelbertabdij is de oudste abdij van Holland, gesticht aan het begin van de 10de eeuw door graaf Dirk I van West Frisia als houten nonnenklooster. Dirk I schonk het nonnenklooster de bezittingen van de nabijgelegen kerk, die hij 15 juni 922 had gekregen van de West-Frankische koning Karel de Eenvoudige voor de hulp tegen opstandige vazallen. Dirk I liet het lichaam van Adelbert opgraven uit de kerk van Egmond en in het nonnenklooster herbegraven. Volgens de Vita S. Adelberti (985) zou Adelbert zelf de non Wulfsit hiertoe hebben opgedragen. De abdij ontwikkelde zich in de middeleeuwen tot een belangrijk religieus en cultureel centrum in West -Frisia en vervolgens van Holland, met een omvangrijke bibliotheek. Het adellijke huis Egmont is voortgekomen uit de advocati (voogden) van de abdij. Graaf Dirk II liet het houten nonnenklooster vervangen door een stenen gebouw en monniken overkomen uit de hervormde Sint-Pietersabdij in Gent. Gravin Petronilla van Saksen liet na het overlijden van haar echtgenoot Floris II in 1121 het gebouw afbreken en vervangen door een veel grotere kerk. Ze maakte haar kapelaan Ascellinus tot abt. In 1129 was het echter nodig deze abt te vervangen door Wouter uit de Sint-Pietersabdij van Gent, die orde op zaken moest stellen. In 1143 werd het hoofdaltaar van de nieuwe abdijkerk gewijd door de bisschop van Utrecht, in tegenwoordigheid van graaf Dirk VI en zijn vrouw, gravin Sophia.

In 1573 werd de abdij op bevel van Willem van Oranje verwoest door de watergeuzen onder leiding van Diederik Sonoy. Met de bezittingen van de abdij werd de oprichting van de universiteit van Leiden gefinancierd. De ruïnes, in de jaren 1660 geschilderd door Jacob van Ruisdael, bleven liggen tot rond 1800. Toen werden de laatste resten opgeruimd. Het 12e-eeuwse Timpaan van Egmond, dat zich boven de poort in de westfaçade bevond, bleef bewaard en bevindt zich sinds 1842 in de collectie van het Rijksmuseum.

Joodse begraafplaats en ruïnes van de Sint-Adelbertabdij door Jacob van Ruisdael ca. 1655
Abtsstaf van de abdij te Egmond, ca. 1335, Catharijneconvent, Utrecht

De moderne abdij

Na de Eerste Wereldoorlog heeft de katholieke politicus jhr. Charles Ruijs de Beerenbrouck zich ingezet voor de heroprichting van de abdij. Hij kreeg de bijnaam "edelman-bedelman" omdat hij overal geld vroeg voor de aanschaf van de grond en de kosten van de nieuwbouw. Zijn acties waren succesvol, want in 1933 ging de bouw van start en op 23 augustus 1935 betrokken de eerste monniken het nieuwe gebouw. Voor de nieuwbouw had de architect A.J. Kropholler een ambitieus plan opgesteld, dat slechts gedeeltelijk werd uitgevoerd.

Op 12 maart 1936 kreeg het nieuwe klooster de status van prioratus simplex ("eenvoudige priorij"). In 1950 volgde de verheffing tot abdij.

Vanaf 1945 beschikt de abdij over een ambachtelijke kaarsenmakerij. Deze werd aanvankelijk door de monniken gedreven, maar later namen leken het werk over. In 2016 werd om financieel-economische redenen besloten geen gebruik meer te maken van betaalde medewerkers. Het produceren van kaarsen geschiedt in 2017 door monniken en vrijwilligers.[1].

In de periode 1948-1953 werd het gebouw door B.J. Koldewey uitgebreid met een woongedeelte en een kerk.

De huidige abt is Gerard Mathijsen.

Bekende werken

Het manuscript Epistolae Pauli cum argumentis (de brieven van Paulus) is afkomstig uit de Sint-Adelbertabdij. Het is verplaatst voor de vernietiging van 1573 naar de stadsbibliotheek Utrecht, en wordt tegenwoordig bewaard onder de naam Hs. 34 (Universiteitsbibliotheek Utrecht).[2] Het negende-eeuwse Evangeliarium van Egmond werd meer dan zeshonderd jaar in de abdij gebruikt en bevindt zich nu in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.

Zie ook

Trivia

De abdij komt voor in het lied 'Het Land van Maas en Waal' van Lennaert Nijgh dat gezongen werd door Boudewijn De Groot.

Zie de categorie Sint-Adelbertabdij, Egmond van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.