Abdij van Rijnsburg
De Abdij van Rijnsburg (1133 - 1574) werd in 1133 gesticht door Petronilla van Saksen, de weduwe van graaf Floris II, tijdens haar regentschap voor haar zoon Dirk VI. Het was een benedictinessenabdij voor uitsluitend adellijke vrouwen. Op grond van de overgeleverde liturgische handschriften kan worden vastgesteld dat men de Germaanse liturgische gebruiken volgde.[1] Er is zo goed als geen reden aan te nemen dat de abdij Rijnsburg of haar moederhuis Stötterlingenburg in de Noordelijke Harz ooit tot de orde van Cluny hebben behoord.[2]
Onder bescherming van de graven en gravinnen van Holland werd het de belangrijkste vrouwenabdij van Holland, met zeer veel bezittingen, waaronder Aalsmeer en Boskoop.
Een van de abdissen van de Abdij was Maria Schenck van Toutenburg.
In 1574 werden de gebouwen van de abdij verwoest. In het centrum van Rijnsburg, in de Nederlandse provincie Zuid-Holland, resteert, als deel van de huidige kerk, alleen nog een van de twee torens van de romaanse abdijkerk.
Begraven in de abdij van Rijnsburg
- Ada van Holland van Rijnsburg, abdis
- gravin Petronilla van Saksen
- graaf Floris de Zwarte
- graaf Dirk VI
- graaf Willem I
- graaf Floris IV
- graaf Floris V
- graaf Jan I
Opgravingen
In 1612 en in de periode 1949 t/m 1966 werden er opgravingen gedaan.
- Opgravingen, zomer 1966.
- Opgravingen, zomer 1966.
- Opgravingen, zomer 1966.
- NH kerk met toren van de abdijkerk
Externe links
Noten
- A.M.J. Zijlstra, 'Egmond revisited. Swiss elements in Dutch Chant Manuscripts' Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis XLV (1995): 3-17
- Huffer, p. 30-31