Robrecht I de Fries

Robrecht I de Fries (ca. 1029/32Kasteel van Wijnendale, 13 oktober 1093) was graaf van Vlaanderen van 1071 tot aan zijn dood en regent van Holland van 1063 tot 1070 namens de minderjarige Dirk V.

Robrecht de Fries
ca. 1030 - 1093
Graaf van Vlaanderen
Graaf van Artesië
Graaf van Zeeland
Periode1071-1093
VoorgangerArnulf III de ongelukkige
OpvolgerRobrecht II van Jeruzalem
Graaf van Holland
Periode1063-1070 (regent voor Dirk V)
Voorgangerregentes Geertruida van Saksen
OpvolgerDirk V van Holland
VaderBoudewijn V van Vlaanderen
MoederAdela van Mesen

Jongere jaren

Robrecht de Fries was de tweede zoon van graaf Boudewijn V van Vlaanderen en van Adela van Frankrijk. Als jonge man trok hij naar Spanje om in de gevechten tegen de Moren een eigen graafschap te verwerven, maar zonder succes. Na zijn huwelijk in 1063 met Geertruida van Saksen, weduwe van graaf Floris I van Holland, vestigde hij zich in het toekomstige Holland (vanouds een deel van Frisia, vandaar "de Fries") en deed ten gunste van Arnulf III de Ongelukkige, de zoon van zijn oudere broer Boudewijn VI, afstand van zijn aanspraken op het graafschap Vlaanderen. Wel erfde Robrecht na de dood van zijn vader het Land van Aalst, de Vier Ambachten en het graafschap Zeeland.

Vlaanderen

Na het overlijden van Boudewijn VI in 1070 kwam Robrecht terug op zijn afstand van Vlaanderen en greep de macht in het graafschap, ten koste van zijn neef Arnulf die de rechtmatige erfgenaam was. Arnulfs moeder, Richilde van Henegouwen, zocht in Normandië steun bij haar zwager Willem de Veroveraar, de man van haar schoonzus Mathilde van Vlaanderen. Zij hertrouwde snel met de machtige Normandische edelman Willem FitzOsbern, de eerste graaf van Hereford (Engeland). Ook kreeg zij de steun van koning Filips I, die de belangen van zijn rechtmatige vazal verdedigde. Richildes leger werd op 22 februari 1071 in de slag bij Kassel echter verslagen. In de slag werd Arnulf gedood door de Vlaamse edelman Gerbod, die eerder nog voor Willem de Veroveraar in Engeland had gevochten.

Nauwelijks een maand na de nederlaag bij Kassel trok Richilde met een gezamenlijk Henegouws en Frans leger ten strijde tegen Robrecht de Fries. Sint-Omaars werd geplunderd en platgebrand. Robrecht was in het defensief, maar haalde toen een slimme diplomatieke zet uit. Hij had voordien in Kassel Eustaas, graaf van Boulogne, gevangengenomen. Deze was tevens de broer van Godfried, bisschop van Parijs en kanselier van Filips I. Door een goed woord van laatstgenoemde bij de Franse koning en de vrijlating van Eustaas, zag Filips I af van verdere steun aan Richilde. Robrecht de Fries verzoende zich met de Franse koning en gaf hem in 1073 zijn stiefdochter Bertha van Holland tot vrouw.

Hij herstelde tevens zijn relatie met de paus door het bouwen (of vernieuwen) van een dertigtal kerken of kapellen, allen gewijd aan de heilige Petrus, zoals in Oostende en Brugge.

Richilde sloot een nieuw bondgenootschap met de bisschop van Luik, Godfried III met de Bult, hertog van Neder-Lotharingen, Willem I, bisschop van Utrecht, en de bisschoppen van Verdun en Kamerijk alsook de aartsbisschop van Keulen.

Robrecht besloot echter om keizer Hendrik IV te huldigen voor Rijks-Vlaanderen. In ruil daarvoor zorgde Hendrik ervoor dat zijn vazallen en bisschoppen Richilde niet meer steunden. Richilde viel met haar Henegouwse leger het graafschap Vlaanderen binnen. Robrecht trok in de tegenaanval en viel plunderend Henegouwen binnen. Ten slotte verpletterde hij het kleine leger van Richilde. Bij de vrede die werd gesloten kwam Dowaai bij Vlaanderen.

Strijd tegen de bisschop van Utrecht

Samen met zijn stiefzoon Dirk V van Holland streed hij met succes tegen het gezag van de bisschop van Utrecht, Willem van Gelre gesteund door Keizer Hendrik IV. Volgens onbevestigde bronnen zouden zij beiden zelfs de hand hebben gehad in de moord (1076) op de hertog van Neder-Lotharingen Godfried met de Bult, gespietst op een ijzeren staaf. Uiteindelijk slaagden zij erin de vroeger verloren gebieden van het graafschap Holland te heroveren.

Betrokkenheid bij de Engelse troon

De betrekkingen met de Engelse koning Willem de Veroveraar waren na de slag bij Kassel in 1071 verre van vriendschappelijk. Willem de Veroveraar had toen een contingent Normandiërs gestuurd om Richilde te steunen in haar strijd tegen Robrecht. Robrecht steunde de aanspraken van zijn schoonzoon Knoet IV van Denemarken op de (verloren) Engelse troon. Samen waren zij van plan een vloot van 1600 schepen naar Engeland sturen. Het kwam echter niet zover; door een broedertwist tussen de twee Deense prinsen Knoet IV en Olaf. Olaf werd gevangengenomen en naar Robrecht gestuurd. Maar kort daarop, op 10 juli 1086, werd Knoet IV vermoord. Olaf I van Denemarken mocht na betaling van een aanzienlijke som losgeld naar Denemarken terugkeren.

Pelgrimstocht naar Jeruzalem

Robrecht de Fries had het plan opgevat om op pelgrimstocht naar Palestina (het "Heilige Land") te trekken (1086–1091) (dus nog geen decennium voor de Eerste Kruistocht). Dus de positie van de christenen was er niet dramatisch slecht en de kruistochten dienden vooral andere belangen.[1] In 1086 vertrok hij vergezeld door een klein leger uit Vlaanderen. Hij liet het bestuur van het graafschap in handen van zijn zoon, de latere Robrecht II.

Robrecht de Fries verbleef twee jaar in Jeruzalem. Bij zijn terugkeer knoopte Robrecht betrekkingen aan met de Byzantijnse keizer Alexius Comnenus, aan wie hij militaire hulp verleende in diens strijd tegen de Seltsjoeken.[2] In een gevecht reden Robert en drie van zijn metgezellen voor de hoofdmacht van het leger uit in een charge tegen troepen onder commando van Kerbogha, wiens troepen in dit gevecht door de christenen volledig uit elkaar werden geslagen.[3]

Graaf Robrecht I, de Fries (afbeelding uit Flandria illustrata, 1641)

Hervormingen

Robrecht de Fries staat bekend om zijn binnenlandse hervormingen die hem in staat stelden met de steun van de steden het grafelijk gezag te verstevigen, ten nadele van de voorrechten van de adel en de geestelijkheid. Dit ging niet vanzelf. Arnoldus, bisschop van Soissons en latere stichter van de abdij in Oudenburg, ging in 1083 op reis door het graafschap om de vrede te herstellen tussen de graaf en de adel. Arnoldus zou sterven op 15 augustus 1087 te Oudenburg gedurende een tweede vredestocht. Robrecht de Fries voerde het ambt in van grafelijke kanselier en bevorderde de ontluikende handel. Hij was bovendien geïnteresseerd in letteren en wetenschappen.

Hij maakte van Brugge een Europees handelscentrum. Door de begrippen godsvrede en -bestand na te leven, bevorderde hij ook de vrede met naburige graafschappen. Hij was een tegenstander van de Gregoriaanse hervorming.[4] Brugge werd ook een politiek centrum en hierdoor verplaatste zich het overwicht van het meer Gallicaanse Zuiden naar het meer Dietse Noorden. Hij verbleef vaak in Brugge en bouwde ook een kasteel in Wijnendale waar hij vaak verbleef. Daarnaast verbleef hij soms ook in het kasteel van Veurne.

Graf en opvolging

Robrecht en Geertruida van Saksen kreeg mogelijk zes kinderen:

Robrecht liet in Kassel in 1072 de Sint-Pieterskerk bouwen op de Terrasse du Château (het platform boven op de Kasselberg) om zijn overwinning op de Franse koning te vieren die hij het jaar voordien op de naamdag van Sint-Pieter had behaald. Robrecht werd in 1093 in een crypte onder de kerk begraven. In 1787 begon men met de afbraak van de kerk. Tijdens de Franse Revolutie werden zijn asresten opgegraven en in een goot gegooid.

Robrecht werd opgevolgd door zijn zoon, Robrecht II van Jeruzalem, aan wie hij reeds vóór zijn vertrek op pelgrimstocht gedeeltelijk het bestuur van zijn graafschap overdroeg (sinds 1080).

Voorouders

Voorouders van Robrecht I de Fries
Overgrootouders Arnulf II van Vlaanderen
(960-988)
∞ 968
Suzanna van Italië
(950-1003)
Frederik van Luxemburg
(965-1019)
∞ 995
Irmtrud van de Wetterau
(ca. 987-1020)
Hugo Capet
(940-996)

Adelheid van Poitiers
(ca. 952-1004)
Willem I van Provence
(956-993)
∞ 1003
Adelheid van Anjou
(?-1026)
Grootouders Boudewijn IV van Vlaanderen (980-1035)
∞ 1012
Otgiva van Luxemburg (986-1030)
Robert II van Frankrijk (972-1031)

Constance van Arles (986-1034)
Ouders Boudewijn V van Vlaanderen (1013-1067)
∞ 1028
Adela van Mesen (1116-1165)
Robrecht I de Fries (ca. 1029-1093)

Zie ook

Literatuur

  • J. DHONDT, Korte geschiedenis van het ontstaan van het graafschap Vlaanderen van Boudewijn de IJzeren tot Robrecht den Fries, Brussel – Den Haag, 1943.
  • G. VAN DE WOUDE & R. WATTHY, Vlaanderen's territoriale en militaire ontwikkeling onder de graven, Antwerpen, 1944.
  • F. L. GANSHOF, Vlaanderen onder de eerste graven, Antwerpen, 1944.
  • A. C. F. KOCH, Het graafschap Vlaanderen van de 9de eeuw tot 1070, in: Algemene geschiedenis der Nederlanden I. Haarlem, 1981, 354-383.
  • T. DE HEMPTINNE, Vlaanderen en Henegouwen onder de erfgenamen van de Boudewijns 1070-1244 in: Algemene geschiedenis der Nederlanden II. Haarlem, 1982, 372-398.
  • Bram BRUTSAERT, Boudewijn VII Hapkin, een Witte Ridder uit de 12de eeuw, graaf van Vlaanderen (1111 - 1119), licentiaatsthesis (onuitgegeven), Katholieke Universiteit Leuven, 2004.
  • Frans BAEKELANDT, Robrecht de Fries, in: Kontaktblad Gidsenbond Brugge en West-Vlaanderen, mei, 2007 - idem in: Historische opstellen, Brugge, 2011.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.