Matthias Kleinheisterkamp

Matthias Kleinheisterkamp (Elberfeld, 22 juni 1893 - Halbe, 2 mei 1945) was een Duitse officier en SS-Obergruppenführer en generaal bij de Waffen-SS tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Matthias Kleinheisterkamp
Geboren22 juni 1893
Elberfeld, Noordrijn-Westfalen, Duitse Keizerrijk
Overleden2 mei 1945
Bij Halbe, Brandenburg, Nazi-Duitsland
RustplaatsVermist[1]
Land/zijde Duitse Rijk
Weimarrepubliek
 Nazi-Duitsland
Onderdeel Pruisisch leger
Reichswehr
Schutzstaffel
Dienstjaren1914 - 1918
1933 - 1945
Rang
SS-Obergruppenführer en generaal bij de Waffen-SS
Eenheid1. Westfälische Pionier-Bataillon Nr. 7
1. Lothringische Infanterie-Regiment Nr. 130
Reserve-Infanterie-Regiment Nr. 219
Reserve-Infanterie-Regiment Nr. 55
Schützenregiments 7
17. Infanterie-Regiment
6. Infanterie-Regiment
SS-Abschnitt XIII
SS-Oberabschnitt Nord
Allgemeine-SS
SS-Verfügungstruppe
Führerreserve
15 december 1943 -
1 mei 1944
Bevel3. SS-Panzer-Division Totenkopf
7 juli 1941 - 18 juli 1941
2. SS-Panzer-Division Das Reich
31 december 1941 -
19 april 1942
6. SS-Gebirgs-Division Nord
1 april 1942 - 20 april 1942
6. SS-Gebirgs-Division Nord
1 juni 1942 -
15 december 1943
1 augustus 1944
XI SS Korps
(augustus 1944 –
8 mei 1945)
Slagen/oorlogenEerste Wereldoorlog

Tweede Wereldoorlog

Onderscheidingenzie onderscheidingen
Portaal    Tweede Wereldoorlog

Leven

Kleinheisterkamp was de zoon van een spoorwegsecretaris en zijn vrouw Anna. Na het halen van zijn abitur aan de stedelijke gymnasium van Elberfeld, trad Kleinheisterkamp in het begin van de Eerste Wereldoorlog op 2 augustus 1914 als Fahnenjunker in het 1. Westfälische Pionier-Bataillon Nr. 7 van het Pruisische leger. In oktober 1914 werd hij een korte tijd in het 1. Lothringische Infanterie-Regiment Nr. 130 ingezet, voordat hij naar het Reserve-Infanterie-Regiment Nr. 219 overgeplaatst werd. Daar werd hij als pelotoncommandant, bataljons, regimentsadjudant, en als compagniesofficier ingezet. Hij raakte zwaargewond aan het hoofd, als gevolge van een splinter van een ontploffende mijn.

Na de wapenstilstand van 11 november 1918 en de terugmars van zijn troepen naar het vaderland, was Kleinheisterkamp leider van de demobilisatiecommando van het Reserve-Infanterie-Regiments Nr. 55. Vanaf februari tot oktober 1919 sloot hij zich aan bij het vrijkorps Lichtschlag als adjudant en was aansluitend tot eind december 1920 in het 3e bataljon van het Schützenregiments 7 van het vrijkorps Freiwilliges Garde-Landesschützen-Korps uit Neufville.

Op 1 januari 1921 volgde zijn opname in de Reichswehr en werd hij als pelotonscommandant (Zugführer) in het 1e bataljon van het 17. Infanterie-Regiment ingezet. Later diende hij als MG-officier in het 2e bataljon uit Göttingen. Met zijn bevordering tot Hauptmann op 1 oktober 1929, volgde zijn benoeming tot compagniescommandant van de 5e compagnie. Van 1 oktober 1933 tot 1 februari 1934 was Kleinheisterkamp ingezet in de staf van het 6. Infanterie-Regiment. Op zijn eigen wens verliet hij de militairendienst weer.

Zins 1 november 1933 was Kleinheisterkamp al lid van de Allgemeine-SS. Na zijn afscheid van de Reichswehr, werkte hij als referent in verschillende functies bij het SS-Abschnitt XIII en het SS-Oberabschnitt Nord. Op 1 april 1935 werd hij overgeplaatst naar de SS-Verfügungstruppe en was tot april 1936 als instructeur in tactiek met de rang van een SS-Hauptsturmführer werkzaam. Daarna werkte hij als SS-Sturmbannführer aan de SS-Junkerschule Brunswijk. Aansluitend werkte Kleinheisterkamp als staf voor de inspecteur van de SS-Verfügungstruppe onder Paul Hausser.

Op 1 mei 1937 werd hij lid van de NSDAP.

In oktober 1937 was er een SS-proces tegen Kleinheisterkamp wegens: „Schuldenmachens und Nichteinhaltung eingegangener wirtschaftlicher Verpflichtungen“, (Schulden maken en niet-nakoming van aangegane economische verplichtingen). Het proces eindigde met het beëindigen van zijn dienstverband bij de SS-Verfügungstruppe op 1 juni 1938 wegens ongeschiktheid. Op 4 augustus werd het ontslag teruggedraaid en Kleinheisterkamp werd bij de SS-Standarte „Deutschland“ in München geplaatst.

Vanaf 1 december 1938 voerde hij het bevel over de III. Sturmbann der SS-Standarte „Deutschland“, na het begin van de Tweede Wereldoorlog nam hij deel aan de Poolse Veldtocht en de Slag om Frankrijk. In juni 1940 nam hij het commando van de SS-Totenkopf-Infanterie-Regiment 3 van het SS-Division Totenkopf over en voerde deze aan tijdens de slag om Frankrijk en operatie Barbarossa. Na het gewond raken van Theodor Eicke, werd Kleinheisterkamp van 7 tot 15 juli 1941 als plaatsvervangend commandant van de SS-Division „Totenkopf“ belast. Met ingang van 31 december 1941 loste Kleinheisterkamp Wilhelm Bittrich af als commandant van het 2. SS-Panzer-Division Das Reich, en commandeerde van april 1942 tot december 1943 het 6. SS-Gebirgs-Division Nord.

Op 9 oktober 1942 ontving hij van de Reichsführer-SS een brief waarin deze klaagde over zijn overmatige gebruik van alcohol en het lastig vallen van ondergeschikten. Letterlijk schreef Himmler onder anderen:

„Ich erwarte von Ihnen, dass Sie in den nächsten zwei Jahren keinen Alkohol mehr trinken, nachdem Sie im Alter von 49 Jahren noch nicht fähig sind, damit umzugehen.“

„Ik verwacht van u, dat u in de komende twee jaren geen alcohol meer zult drinken, nadat u op 49-jarige leeftijd nog niet in staat bent om ermee om te gaan.“

Hoewel Kleinheisterkamp dicht voor zijn aflossing als commandant stond, bleef hij divisiecommandant.

Vanaf 15 december 1943 tot 1 mei 1944 bevond Kleinheisterkamp zich in de Führerreserve van de Waffen-SS in het SS-Führungshauptamt. Tegelijk was hij van 1 januari tot 30 april 1944 met de opbouw van het VII SS Pantserkorps belast, alsmede van 25 februari tot 16 april 1944 als plaatsvervanger van Felix Steiner in het III. (Germaanse) SS-Panzerkorps. Van augustus 1944 tot het einde van de oorlog was Kleinheisterkamp bevelvoerend-generaal van het XI SS Korps. Tijdens de slag om Halbe op 2 mei 1945 pleegde Kleinheisterkamp zelfmoord.

Familie

Kleinheisterkamp trouwde op 27 maart 1921 met zijn verloofde Ellen Heusing-Esch (4 juli 1900 - 14 oktober 1943). Zij kregen drie zonen en twee dochters.

Militaire carrière

Lidmaatschapsnummers

  • NSDAP-nr.: 4 158 838[5](lid geworden 20 april 1937)
  • SS-nr.: 132 399[4] (lid geworden 1 november 1933)

Onderscheidingen

Selectie:

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.