Lutine (schip, 1779)

De Lutine[3] was een fregat met 38 kanons, waaronder 26 twaalfponders, gebouwd in 1779 te Toulon.[1] Op 9 oktober 1799 verging het nabij Terschelling met een grote lading goud, zilver, Spaanse matten en dubloenen, die slechts gedeeltelijk is teruggevonden. De lading was verzekerd bij Lloyd's of London, dat de schade uitbetaalde.[1][4]

Lutine
Lutine
Geschiedenis
Besteld23 oktober 1778
WerfToulon Scheepswerf
Kielleggingmaart 1779
Tewaterlating11 september 1779, Toulon.[1]
Gedoopt1779, St. Jean[2]
In de vaart genomennovember 1779
Omgedoopt1793, Lutine
Veroverd18 december 1793
StatusGezonken tijdens storm, nabij 't Vlie (9 oktober 1799)
ThuishavenYarmouth
Eigenaren
Vlag
Algemene kenmerken
ScheepsklasseFregat
Lengte43 m
Breedte11,40 m
Diepgang3,60 m
Deplacement600 ton
5260 ton (volledig geladen)
Tonnenmaat950 bt
Vaart15 zeemijlen
Portaal    Maritiem
De scheepsbel van de Lutine
De Lutine

Levensloop

Op 18 december 1793, na de Franse revolutie, was het een van de zestien schepen die door Franse koningsgezinden in Toulon aan de Britse viceadmiraal Lord Hood werden overgedragen. Onder Engelse vlag werd de naam gewijzigd in H.M.S. Lutine. In Engelse dienst blokkeerde het jarenlang op de Noordzee de toegang tot Amsterdam.

Ondergang bij 't Vlie

In het jaar 1799 vervoerde de Lutine een grote lading goud en zilver ter waarde van bijna een miljoen pond vanuit Engeland naar Hamburg.[4] Als begeleiding van de lading reisde een aantal notabelen mee. In de nacht van 9 op 10 oktober verging het schip in een storm tussen Vlieland en Terschelling en kwamen 269 van de 270 opvarenden om. De enige schipbreukeling die de ramp overleefde, spoelde op het strand aan. De krant Bell's Weekly Messenger meldde op 20 oktober 1799 dat deze overlevende de notaris J. Schabracq uit Londen was.[5] In de monsterrol van het schip Isis uit december 1799 komt echter de naam John Rogers voor, met de vermelding dat hij eerder dienst zou hebben gedaan op de Lutine. John Rogers staat inderdaad ook op de monsterrol van de Lutine van augustus 1799.

Velen van de opvarenden werden begraven "in een kuil achter de Brandaris". Dit is mogelijk het huidige Doodemanskisten.[1] De kapitein en twee officieren spoelden aan op Vlieland en werden naast de kerk op Oost-Vlieland begraven. Een van de kooplieden spoelde aan op Sylt en werd op het kerkhof van Westerland begraven.[1]

Berging

Direct na de ramp werden er pogingen ondernomen de kostbare lading te bergen. Eind november klaagde drost Robbé van Vlieland dat er "dagelijks vaartuigen boven het wrak liggen", waarbij hij in het bijzonder vissersboten uit Urk noemde. De Hollandse Commissie voor Domeinen verklaarde het schip daarom tot oorlogsbuit. Doordat Robbé nu het alleenrecht had, kon hij in rust het schip proberen te bergen. Daarbij maakte hij alsnog gebruik van Terschellinger en Urker vissers. In 1800 kwam de eerste serieuze berging op gang, waarbij touwwerk, een kanon en kogels worden geborgen. Later in hetzelfde jaar werden in totaal dertien staven goud, vijftien staven zilver, 29.248 Spaanse matten en een kistje met munten geborgen. Het jaar erop kwamen nog eens 45 gouden staven, 20 zilveren staven, 12.262 Spaanse matten en 179 gouden dubloenen boven water. De gezamenlijke waarde bedroeg 572.582 gulden.[6] In de winter van 1803 raakte het wrak door zand bedolven en het duurde tot 1814 voordat men weer bij het wrak kon komen. Het lag op vijftien meter diepte, men wist zeventien munten te bergen. Wederom verdween de Lutine onder het zand. Van 1857 tot 1860 werden er door Egmondse duikers nog 41 gouden staven, 64 zilveren staven en 15.350 gouden en zilveren munten aan wal gebracht. De totale waarde hiervan wordt op 529.487 gulden geraamd.[7]

De scheepsbel

In 1858 werd de scheepsbel geborgen. Hij woog 53 kilo[8] en had een doorsnede van 44 cm.[1] De inscriptie op de bel is ST. JEAN - 1779. Aangezien de luidklok nu eigendom van Lloyd's was, werd deze opgehangen in de grote hal van de toenmalige vestiging, en later in de drie opvolgende Lloyd's-gebouwen. De bel van de Lutine werd tot circa 1980 eenmaal geluid bij slecht nieuws, en tweemaal bij goed nieuws. Thans is de bel gescheurd.

Het roer

Samen met de scheepsbel werd ook het roer geborgen. Dit werd naar Lloyd's vervoerd en gebruikt om een bureau en een stoel van te maken. Deze worden nog steeds bij Lloyd's bewaard en bij speciale gelegenheden gebruikt.[9] Op de tafel is een plaquette van zilver aangebracht met de tekst:

H.B.M. Ship La Lutine.

32 Gun Frigate Commanded by Captain Lancelot Skynner, R.N. Sailed from Yarmouth Roads On the morning of the 9th October, 1799 with a large amount of specie on board, And was wrecked off the Island of Vlieland the same night,

When all on board were lost except one man.[10]

De stoel heeft een vergelijkbare inscriptie.

Minder bekend is dat er naast tafel en stoel ook twee inktstellen[11][12] zijn vervaardigd uit het hout van het roer. Deze zijn voorzien van het wapenschild van Lloyd's en een zilveren plaquette met de tekst:

Inktstel gemaakt van roer Lutine met zilveren plaquette

THIS INKSTAND

is made of the RUDDER of LUTINE Frigate wrecked off the island of Vlieland Oct. 9. 1799. The Rudder was recovered in 1859

after being submerged 60 years

In 1898 werd nog een groot stuk hout bovengehaald. Dit werd aan de Liverpool Underwriters' Association geschonken, wiens voorzitter er een stoel van liet maken.[13] Waar deze stoel nu is, is onbekend.

Landmerk

In 1876 werden landmerken in de vorm van stenen zerken op de eilanden geplaatst om de juiste positie van de Lutine vast te leggen. De steen op Terschelling kreeg de inscriptie Lutine Brandaris en die van Vlieland Lutine Veldkaap.

Nieuwe bergingen

Van 1886 tot 1892 werd met twee schelpenzuigers het zand rond de Lutine weggezogen en het wrak blootgelegd.[14] In 1886 werden 3573 gouden en zilveren munten geborgen. De gezamenlijke waarde bedroeg 8232 gulden.[15] Ook zilveren en gouden voorwerpen, kanonskogels en kanons werden geborgen. Twee kanons werden naar Engeland gebracht en twee naar Makkum. Deze twee werden in 1910 bij Kasteel Amerongen geplaatst. In 1887 en 1888 werd nog voor respectievelijk 2174 en 720 gulden aan munten en voorwerpen geborgen.[16]

Van 1894 tot 1911 zochten de Engelsen naarstig naar meer goud. Bij een paar expedities werden er enkele kogels, nagels, menselijke beenderen en munten geborgen. In 1911 werden ook beide 3900 kg zware boegankers geborgen alsook vijftien kanons. De totale opbrengst hiervan bedroeg 1762,90 gulden.[17] Er werden echter geen staven meer gevonden. Ook een expeditie met de Stortemelk van Rederij Doeksen in 1924–1925 leverde niets op. Van 1928 tot 1933 probeerde Rederij Doeksen samen met Reder Dros wederom naar het wrak te graven. Toen werden slechts enkele Spaanse matten en één gouden munt geborgen.

In 1934 werd een toren van 21 meter hoog boven het wrak geplaatst, het water en zand eruit weggezogen, waarna een gebied van 112 m² kon worden afgezocht. Er werden wrakstukken van eikenhout en een kanon geborgen.

Op 9 juni 1938 werd de zeebodem door de Karimata zorgvuldig afgebaggerd, met slechts een goudstaaf van 3,5 kg als resultaat, alsmede vijf kanons, waarmee kwam vast te staan dat er van de kostbare lading niet veel meer over was. De hele operatie kostte 442.554 gulden, maar de opbrengst was slechts 12.038 gulden.[18]

Ook na de Tweede Wereldoorlog werd er door Kelly Tarlton alsook de tandarts Ane Duijf uit Harlingen nog een enkele poging gewaagd om nog iets te vinden, maar zonder resultaat.

Lloyd's

Er werden door diverse bronnen beschuldigingen geuit dat de waarheid achtergehouden werd, omdat men vreesde dat er koppen zouden rollen als die waarheid bekend zou worden.[19]

Twee gedeelten uit de Lloyd's Act van 1871.

  1. Een korte geschiedenis van het verlies en de bergingspogingen van de Lutine wordt beschreven in de inleiding van hoofdstuk 21 van de Lloyd's Act, 1871.
  2. Het eigendom van het resterende, niet geborgen goud wordt gelijk verdeeld in twee helften tussen de 'bergers' en de Vereniging van Lloyd's. Het eigendom van Lloyd wordt geregeld overeenkomstig de bepalingen van de Lloyd's Act, 1871, p. 35.

– And whereas in or about the year 1799 a vessel of war of the Royal Navy, named the Lutine, was wrecked on the coast of Holland with a considerable amount of specie on board, insured by underwriters at Lloyd's, being members of the Society, and others, and Holland being then at war with this country the vessel and cargo were captured, and some years afterwards the King of the Netherlands authorized certain undertakers to attempt the further salvage of the cargo on the conditions (among others) that they should pay all expenses, and that one half of all that should be recovered should belong to them, and that the other half should go to the Government of the Netherlands, and subsequently the King of the Netherlands ceded to King George the Fourth on behalf of the Society of Lloyd's, the share in the cargo which had been so reserved to the Government of the Netherlands: And whereas from time to time operations of salving from the wreck of the Lutine have been carried on, and a portion of the sum recovered, amounting to about twenty-five thousand pounds, is by virtue of the cession aforesaid in the custody or under the control of the Committee for managing the affairs of Lloyd's: [...] And whereas it is expedient that the operations of salving from the wreck of the Lutine be continued, and that provision be made for the application in that behalf, as far as may be requisite, of money that may hereafter be received from those operations, and for the application to public or other purposes of the aforesaid sum of twenty-five thousand pounds, and of the unclaimed residue of money to be hereafter received as aforesaid [...][20]

– The Society may from time to time do or join in doing all such lawful things as they think expedient with a view to further salving from the wreck of the Lutine, and hold, receive, and apply for that purpose so much of the money to be received by means of salving therefrom as they from time to time think fit, and the nett money produced thereby, and the said sum of twenty-five thousand pounds, shall be applied for purposes connected with shipping or marine insurance, according to a scheme to be prepared by the Society, and confirmed by Order of Her Majesty in Council, on the recommendation of the Board of Trade, after or subject to such public notice to claimants of any part of the money aforesaid to come in, and such investigation of claims, and any such barring of claims not made or not proved, and such reservation of rights (if any), as the Board of Trade think fit.[21]

Trivia

  • De Leeuwarder Courant maakte pas melding van de scheepsramp op 13 november 1799.
  • De Vlielandse zangeres Liesbeth List zong een lied over een schip met een kostbare lading dat verging. Uit de tekst van het lied bleek niet over welk schip het ging, maar de titel luidde: Het lied van de Lutine.
  • Harry Scholten ontleende de titel van Voor wie de Lutinebel luidt (Baarn, De Prom, 1982), een bloemlezing van verhalen over de crisisjaren, aan de geborgen scheepsbel.
  • Bij de ingang van het museum 't Behouden Huys op Terschelling staat een van de kanons van de Lutine.
  • Ter gelegenheid van het 200e herdenkingsjaar werd een collectie van 4 dubloenen uitgegeven, die in 1999 op zowel Terschelling als Vlieland als betaalmiddel geaccepteerd werden. Tevens werden er arrangementen georganiseerd en informatief materiaal over de Lutine geproduceerd.
  • In 2015 speelde muziektheatergezelschap Orkater een voorstelling genaamd Lutine op het Oerol Festival.[22][23]
Zie de categorie HMS Lutine (1799) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.