Islam in Nederland

De islam is een van de wereldreligies die in Nederland vertegenwoordigd zijn. De islam bestaat uit twee hoofdstromingen die ook in Nederland aanwezig zijn: soennisme en sjiisme. De grote meerderheid van de islamieten in Nederland behoort tot de soennitische stroming.

Herkomst moslims in Nederland, 2006, bron: CBS

De Islam kwam voor het eerst naar de Lage Landen in de 16e eeuw. Vanaf de 17e eeuw kwamen daarnaast uit Nederlands-Indië ook kleine aantallen moslims naar Nederland. In Nederland zelf werd de Islam pas in de tweede helft van de 20e eeuw een stroming van belang. Volgens de Enquête Beroepsbevolking van het CBS beschouwde in 2015 naar schatting 4,9% van de inwoners van 18 jaar en ouder zichzelf als moslim;[1] volgens het SCP, dat naar hetzelfde onderzoek verwijst, zou het aandeel moslims in de categorie vanaf 15 jaar 6% zijn en is het percentage in de jongere leeftijdscategorieën waarschijnlijk groter.[2] Hiermee is de islam na het christendom de grootste religie in Nederland. Vooral na de laatste eeuwwisseling zorgt de (vermeende) toenemende invloed van de Islam voor een hevig maatschappelijk debat. Een onderzoek uit maart 2008 van het Historisch Nieuwsblad wees uit dat meer dan de helft van de Nederlanders de islam een bedreiging vond van de Nederlandse identiteit.[3]

Geschiedenis

Gerrit Berckheyde, Stadhuis op de Dam (1672). Op de voorgrond is een Turkse man afgebeeld, in gesprek met twee Joodse mannen en een Nederlander.

Al voor de Gouden Eeuw waren er Osmaanse handelaren aanwezig in verscheidene Nederlandse handelssteden. In de meeste gevallen ging dit echter om christelijke of joodse onderdanen van de sultan. Tijdens de gouden eeuw nam het buitenlandse contact met moslims toe, door de gezamenlijke oorlog met het Ottomaanse Rijk tegen Spanje, en door contacten van de VOC in Zuidoost Azië. In de 17e eeuw is ook voor het eerst sprake van een -numeriek overigens zeer geringe- islamitische aanwezigheid op het grondgebied van het huidige Nederland: islamitische Ottomaanse en Perzische gezanten (onder wie Zeyn-Al-Din Beg (1607, Perzië) en Ömer Aga (1614, Ottomaanse Rijk)), slaven (zoals de Turkse slaven die bij het Beleg van Sluis door Prins Maurits werden bevrijd van het Spaanse leger), kapers uit Noord-Afrika (onder wie bekeerde Zeeuwse en Hollandse zeelieden, die overigens als renegaten door de overheid als "odieus" werden aangemerkt), en wellicht ook handelaren blijken dan voor korte periodes in het land te verblijven.[4] Er lijken geen islamitische gebedshuizen aanwezig te zijn geweest, met de mogelijke uitzondering van een (huis)moskee die rond 1610 in Amsterdam korte tijd kan zijn gebruikt door uit Spanje gevluchte Morisco’s die op doortocht waren naar Constantinopel.[5] Enkele decennia later verschijnen vele figuranten in Turkse en Perzische klederdracht in Nederlandse schilderijen; deze afbeeldingen kunnen echter niet zonder meer als bewijs worden gezien van een historische aanwezigheid van (grote aantallen) islamitische kooplieden in, met name, Amsterdam;[6] hoe dan ook lijken de islamitische kooplieden die de Republiek bezochten, zich er niet permanent te hebben gevestigd.[7] Met het verschuiven van de internationale handel naar Engeland vertrokken de meeste moslims aan het eind van de 17e en het begin van de 18e eeuw naar Londen.

Vanaf het begin van de 20e eeuw arriveerden er nieuwe groepen moslims in Nederland. Het ging met name om studenten uit toenmalig Nederlands-Indië die aan Nederlandse universiteiten kwamen studeren, om Javaanse zeelieden die werkten in de havens van Amsterdam en Rotterdam, en om Indonesische huisbedienden, baboe's en restauranteigenaars die met Nederlandse koloniale families op verlof meekwamen. De studenten waren over het algemeen weinig met hun religieuze identiteit bezig, en neigden eerder naar seculier nationalisme (zie Perhimpoenan Indonesia). De armere en laagopgeleide huisbedienden en baboe's hadden echter behoefte aan een organisatie die zowel religieuze taken op zich nam, en die kon zorgen voor zekerheid, veiligheid en belangenbehartiging. In 1932 werd daarom de Perkoempoelan Islam opgericht door de Nederlandse bekeerling Mohammed Ali van Beetem. De vereniging begon met ongeveer 60 leden, en dat aantal groeide naar rond de 300 aan het eind van de jaren dertig. In 1932 slaagde ze erin om een Islamitische afdeling op de algemene begraafplaats in Den Haag in te richten, en in 1935 werd er een langgar gebedshuis opgericht in de Hugo de Grootstraat in diezelfde stad.[8]

Vanaf 1947 begonnen missionarissen van de Ahmadiyya beweging uit Pakistan actiever islamitische structuren op te richten in Nederland. In de daaropvolgende jaren werden de eerste twee moskeeën in Nederland gebouwd: als eerste was dat de nog steeds bestaande Mobarak Moskee van de Ahmadiyya in Den Haag en kort daarop als tweede een nu niet meer bestaande houten barak in het opvangkamp voor Molukse ex-KNIL militairen in Balk. In 1953 kwam de eerste redelijk toegankelijke Nederlandse vertaling van de Koran, gepubliceerd door de Ahmadiyya beweging.

In de jaren zestig van de 20e eeuw arriveerden de eerste Turkse en Marokkaanse gastarbeiders, die hun eigen moskeeën stichtten en vrij vroegen op islamitische feestdagen. De Turkse gemeenschap bouwde met de Yunus Enre Moskee in Almelo[9] de derde Moskee van Nederland. Ondanks de lange aanwezigheid van Moslims in Nederland duurde het tot 2005 voordat er een Nederlandse Koran met uitgebreid en gedetailleerd commentaar verscheen (van de hand van Maulana Muhammad Ali), wederom van de Ahmadiyya-beweging.

In 1963 kwamen de eerste meldingen van bekeerde autochtone Nederlanders in Nederland zelf binnen, het ging hier om naar schatting 300 Nederlanders. Volgens schattingen lag in 2009 het aantal moslims "van autochtone herkomst" (een groep die zowel bekeerde autochtone Nederlanders als zogenaamde "derdegeneratieallochtonen" omvat) rond de 13.000.[10]

In de jaren '60 van de 20e eeuw werd de gezinshereniging wettelijk geregeld.

In 2006 waren er 47 islamitische basisscholen en twee middelbare scholen (het Islamitisch College Amsterdam sinds 2001 en Islamitische Scholengemeenschap Ibn Ghaldoun in Rotterdam sinds 2000). Uit een onderzoek bleek dat er vraag was naar ten minste honderd basisscholen. Sinds halverwege de jaren negentig van de 20e eeuw bestaan er twee (niet door de overheid erkende) islamitische universiteiten, terwijl er in 2005 minstens vier officieuze islamitische instituten voor hoger onderwijs geteld werden.

Aan het eind van de jaren 1990 werd het integratiedebat gestart onder aanvoering van de VVD-voorman Frits Bolkestein en Paul Scheffer van de PvdA, later gedomineerd door Pim Fortuyn en Geert Wilders.

Sinds 2005 kent Nederland een tweede islamitische zendgemachtigde (de eerste zond sinds 1993 uit). In 2010 waren er 453 moskeeën in Nederland.[9] In april 2006 werd de Turkse Mevlana Moskee door Rotterdammers als mooiste gebouw in Rotterdam verkozen.

In 2018 werd bekend dat er geheime lijsten zijn van minstens dertig moskeeën die tezamen miljoenen euro's hebben ontvangen vanuit de conservatieve Golfstaten Koeweit en Saoedi-Arabië.[11] Deze geldstromen zijn omstreden vanwege de zorg dat er ongewenste invloed mee wordt uitgeoefend in Nederlandse gebedshuizen. Door dergelijke financiering groeit het salafisme in Nederland.[12] De Raad van Marokkaanse Moskeeën roept islamitische instellingen op tot transparantie over financiering.

Aantal moslims in Nederland volgens het CBS[13][14]
Jaar Aantal Jaar Aantal Jaar Aantal
1879491996654.0002004944.000
1899291997687.0002005877.000
1909541998724.0002006857.000[15]
19202031999765.0002007837.000
19304452000801.000[16]2008825.000[17]
19473002001844.0002009x
196013992002886.000[18]2010907.000 [19]
197153.9752003919.0002011x

Aantallen

Tot in 2007 verwachtte het CBS dat het aantal moslims in Nederland de grens van 1 miljoen in 2006 zou passeren. Naar schatting waren er eind 2004 in Nederland 944.000 moslims, waarvan 6.000 autochtone Nederlanders. Daarbij werd het aantal allochtone moslims geschat met behulp van het percentage moslims in het land van herkomst. Bij nieuwere schattingen, die op basis van POLS-enquêtes werden opgesteld, kwam het CBS voor 2005 uit op 877.000 moslims en op 837.000 in 2006. Het aantal moslims daalde daarna verder tot zo'n 825.000 in 2008,[20] Dit is ongeveer 5% van de bevolking. De fluctuaties in de cijfers hangen vermoedelijk samen met de grote betrouwbaarheidsmarges van de steekproeven.[21] Een miljoen moslims zouden er naar verwachting pas in 2017-2023 zijn.[22] Schattingen van het aantal moslims in 2050 lopen uiteen van 8% tot 15%, afhankelijk van de beginwaarden en het toegepaste migratiescenario.[23] De algemene teneur van deze onderzoeken is dat het aantal aanhangers van de islam in Nederland groeit. Het SCP constateerde echter dat tussen 2012 en 2018 het aantal niet-moslims onder Nederlanders van Turkse en Marokkaanse afkomst was verdubbeld. Dit betrof met name Turkse Nederlanders van de 2e generatie, maar ook het aantal moslims onder de 1e generatie nam in deze periode af [24][25].

Marokkaanse moslims vormen sinds 2010 de grootste groep binnen de islamieten in Nederland, met zo'n 355.883 personen, gevolgd door de Turkse moslims met bijna 325.000 personen. Van de groep 'overige niet-westerse allochtonen' vormen de Surinamers met 34.000 personen de grootste groep, daarna volgen de Afghanen met 31.000 en de Irakezen met 27.000.

Het aantal autochtone aanhangers van de islam werd door het CBS in 2007 op circa 12.000 geschat, maar dit getal omvat ook allochtonen van de derde generatie.[26] Solide onderzoek naar dit onderwerp ontbreekt.[27] Momenteel zijn er nog weinig mogelijkheden voor nieuwe moslims. In de moskee verstaat men vaak niet waar het over gaat aangezien de preek vaak in het Arabisch of het Turks is. Naast de problemen in de moskee weet men vaak niet hoe er gebeden moet worden en ondervindt men vaak problemen in eigen omgeving. Familie en vrienden begrijpen hun keuze niet altijd. Bekeerlingen zijn vaak 'zoekers' die hun heil eerder zochten bij andere religies. Ook lijken de strenge regels van het geloof en de vastigheid die de islam biedt, aantrekkingskracht uit te oefenen op Nederlanders die zich bekeren.[28]

Maatschappelijke discussie

Klompen, gebedsmatje en een fez

In de jaren zeventig en tachtig neemt het aantal moslims in Nederland snel toe. Van kritiek op de islam is nog nauwelijks sprake. Hans Janmaat van de Centrumpartij (later Centrum Democraten) is de enige politicus die zich keert tegen de aanwezigheid van immigranten. Het leidt bij de verkiezingen in 1982 tot een zetel in de Tweede Kamer en een (bijna) totaal politiek en maatschappelijk isolement van zijn partij. Halverwege de jaren tachtig verdampt de electorale steun alweer: bij de verkiezingen in 1986 raakt Janmaat zijn zetel kwijt. De aandacht voor de islam binnen het Nederlandse minderhedendiscours neemt pas toe nadat de Iraanse leider Ayatollah Khomeiny in 1989 een fatwa uitspreekt over de Brits-Pakistaanse schrijver Salman Rushdie. De schrijver moet volgens de geestelijk leider worden omgebracht, omdat zijn boek The Satanic Verses beledigend zou zijn voor de islam. In het voorjaar van datzelfde jaar gaan in diverse Europese steden moslims de straat op om tegen Rushdie's boek te protesteren. De demonstraties worden breed uitgemeten in de westerse media. In 1992 stelt VVD-voorman Frits Bolkestein dat het islamitische geloof en de westerse waarden onverenigbaar zijn. Bolkestein baseert zijn standpunten onder meer op de theorie van Francis Fukuyama, die in zijn boek The end of history and the last man (1992) stelt dat de opkomst van het moslimfundamentalisme te wijten is aan de mislukte assimilatie van westers geïnspireerde vernieuwingen. Fukuyama's ideeën vinden in de jaren negentig brede weerklank. Internationale gebeurtenissen, zoals de Golfoorlog van 1990-1991, de Algerijnse Burgeroorlog, de oorlog in Bosnië en de bomaanslag op het World Trade Center in 1993, beheersen begin jaren negentig de (internationale) media en leiden wereldwijd tot het ontstaan van een kritischer houding ten opzichte van de islam. Ondanks de toenemende kritiek op islamitische migranten vanaf begin jaren negentig, besteden media nog niet buitensporig veel aandacht aan de islam. De berichtgeving lijkt slechts af en toe aan te zwellen. Dit gebeurt vooral na specifieke incidenten, zoals de aanslag op de Mevlana-moskee in Amersfoort in januari 1992[29] of de uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling, die in 1995 oordeelde dat een verbod op het dragen van hoofddoekjes op de werkvloer discriminerend is.[30] De media-aandacht voor de islam lijkt vanaf 1997 structureler te worden, als Pim Fortuyn zijn veelbesproken boek Tegen de islamisering van onze cultuur uitbrengt. De vermeende onverenigbaarheid van de islamitische en westerse waarden wordt hierin aantrekkelijker verwoord dan in de dagen van Janmaat en nadrukkelijker dan bij Bolkestein wordt de moslim als the other getypeerd. Zo beschrijft Fortuyn drie essentiële verschillen tussen het verlichte Westen en het islamitische fundamentalisme: de scheiding van kerk en staat, de omgang tussen mannen en vrouwen en de omgang met kinderen en jonge mensen. De moslim wordt telkens tegenover de westerling geplaatst, als "de ander": hij is degene die kerk en staat niet scheidt, die vrouwen ziet als minderwaardig aan mannen en die kinderen streng opvoedt en indoctrineert.

Een nieuwe stroming ontstaat binnen het Nederlandse minderhedendiscours, waarin het taboe op het niet mogen spreken over minderheden wordt doorbroken. Deze stroming wordt door filosofe Baukje Prins (2004) "nieuw realisme" genoemd. In 2000 publiceert NRC Handelsblad het opinieartikel Het Multiculturele Drama van PvdA-lid Paul Scheffer publiceert. Hierin stelt deze dat de integratie van immigranten mislukt is, doordat de verschillen tussen de islam en de westerse samenleving niet met adequaat beleid overbrugd zijn.

De aanslagen op 11 september 2001 wakkeren het islamdebat wereldwijd verder aan. Ook in Nederland nam de berichtgeving over de islam exponentieel toe. De islam wordt hierbij steeds nadrukkelijker in verband gebracht met geweld en terrorisme. De islam wordt in de media - nadrukkelijker dan voorheen - vanuit een conflictframe benaderd, een frame waarin de onverenigbaarheid van islamitische en westerse waarden centraal staat. In Nederland wordt de kritiek steeds harder. Twee exponenten van die kritiek zijn Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Zo noemt Fortuyn de islam een achterlijke cultuur.[31] Harde islamkritiek komt ook van de columnist en rechtsgeleerde Afshin Ellian, die geregeld het woord islamofascisme gebruikt. Volgens de uit Iran afkomstige Ellian is de politieke islam een totalitaire beweging die geenszins mag worden verward met het gewone despotisme of met tirannie.[32] In april 2004 bracht de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid een rapport uit over de islam in Nederland. De WRR constateerde dat de discussie over islam vrijwel uitsluitend op basis van negatieve aspecten gevoerd werd.[33] Ze bracht daarom een aantal democratische ontwikkelingen in de islamitische wereld naar voren en formuleerde beleidsvoorstellen om daar op constructieve wijze invloed op uit te oefenen. Een aantal Nederlandse politici wees het van de hand omdat het niet objectief zou zijn. Enkele parlementsleden riepen de regering op om de WRR op te heffen, omdat dit instituut zijn boekje te buiten zou zijn gegaan.

Eveneens in 2004 maakt Theo van Gogh met toenmalig VVD-politica Ayaan Hirsi Ali de film Submission, een verhaal over de vrouwenonderdrukking in de islamitische wereld. In november van dat jaar wordt Van Gogh vermoord door de geradicaliseerde moslim Mohammed Bouyeri, die contacten heeft met de radicale Hofstadgroep. De moord zette de verhouding tussen moslims en niet-moslims in Nederland verder op scherp. Na de moord op Van Gogh is het lang onrustig in Nederland. De discussie over de vrijheid van meningsuiting verscherpt en er volgt een korte, maar hevige opleving van gewelddadige aanslagen. Islamitische scholen in onder meer Eindhoven en Uden worden kort na de moord in brand gestoken. In een rapport van de Europese Commissie tegen racisme en intolerantie legt men een causale relatie tussen de slechte positie van moslims in Nederland en de berichtgeving. De Commissie stelt dat moslims in Nederland onderworpen zijn aan stereotyperend, stigmatiserend en soms ronduit racistisch politiek taalgebruik, vooringenomen mediaberichtgeving en buitenproportionele aandacht voor veiligheids- en ander beleid.

In de jaren na de moord op Van Gogh deed politicus Geert Wilders steeds meer van zich spreken. In 2006 richtte hij zijn eigen Partij voor de Vrijheid (PVV) op en manifesteerde zich steeds nadrukkelijker als keiharde islamcriticus. Volgens Wilders is er in de media en in de politiek geen sprake van racisme of islamofobie, maar van een laffe angst voor de islam. In De Volkskrant zegt Wilders; Wij mogen nooit als dhimmi’s zwijgend toekijken terwijl onze vrijheid en beschaving door de islamisering van onze cultuur steeds verder worden afgebroken. En dat een nog niet vertoonde film van ongeveer tien minuten volgens sommigen tot economische boycots, rellen en andere ellendige zaken zou kunnen leiden, zegt alles over het wezen van de islam.[34] Ook de "paniekerige reacties" op de anti-koran-film Fitna in 2008 door politici zeggen volgens Wilders alles over het wezen van de islam. Uiteindelijk zou het uitbrengen van de film in Nederland weinig heftige reacties onder moslims teweegbrengen. In de jaren erna zou Wilders’ PVV bij de landelijke verkiezingen in 2010 veel zetels verliezen (van 24 naar 9) en in de Europese verkiezingen van 2014 ging de PVV van 5 naar 4 zetels. Bij de landelijke verkiezingen van 2017 won de PVV weer een groot gedeelte van het eerder verloren terrein terug, en kwam daarbij op een totaal van 20 zetels. Sommige mensen zien dit als een indicatie dat zijn anti-islamstandpunten door een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking worden gedeeld. Maar er zijn ook indicaties dat de PVV veel proteststemmen trekt, waardoor het mogelijk is dat een gedeelte van de stemmen voor deze partij niets te maken heeft met het standpunt van de PVV over de Islam.

Moslimfundamentalisme in Nederland

In november 2004 kreeg Nederland voor het eerst te maken met moslimterrorisme in eigen land. Op 2 november van dat jaar schoot de Nederlandse Marokkaan Mohammed Bouyeri regisseur en columnist Theo van Gogh dood en stak een mes met een op de Koran gebaseerde dreigbrief aan parlementslid Ayaan Hirsi Ali in zijn buik. In de periode rond de aanslag deed de AIVD onderzoek naar mogelijk terrorisme in Nederland, waaronder de zogenaamde Hofstadgroep.

Op 10 november 2004 kunnen een tweetal van terrorisme verdachten in een huis in Den Haag waar ze zich hebben verschanst door de politie worden aangehouden. Duizenden mensen in de wijk moeten hiervoor gedurende ca. 24 uur hun woning ontruimen. Hierbij vallen enige schoten en wordt er door de verdachten een granaat afgeworpen; er zijn enkele gewonden. De arrestanten werden tot de zgn. Hofstadgroep gerekend; zie aldaar voor de tijdlijn van deze groep.

Op 1 december 2006 wordt Samir Azzouz veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf, na drie keer gearresteerd te zijn op voorbereiding van een terroristische aanslag; bij de twee eerste arrestaties werd het bewijsmateriaal door de rechtbank onvoldoende gevonden.

Op 1 januari 2008 werden in Rotterdam een drietal mannen aangehouden, een uit Soedan en twee uit Marokko, op verdenking van het voorbereiden van een aanslag op vierders van nieuwjaar op het Hofplein in Rotterdam.

Andere thema's

Nederlandse moslims staan minder vaak organen af dan andere gelovigen. Van die bevolkingsgroep is slechts 27 procent bereid organen af te staan tegenover 61 procent van de niet-religieuzen en 55 procent van de gereformeerden.[35] In 2006 werd er door het Contactorgaan Moslims en Overheid een symposium georganiseerd, 'Islam en orgaandonatie in Nederland', waarin met religieuze leiders en vooraanstaande moslimgeleerden een verklaring werd opgesteld hoe er omgegaan diende te worden met orgaandonatie. De kern van deze verklaring luidt dat er, indien wordt voldaan aan een aantal eisen, vanuit de islam geen belemmeringen bestaan voor orgaandonatie.[36]

Relatief weinig moslima's werken in de zorg.[37][38] Tijdens de studiekeuze speelt angst voor vooroordelen van familie en toekomstige echtgenoot een grote rol. Status, intieme handelingen bij patiënten, nachtdiensten en het gevoel niet begrepen te worden door autochtone collega's worden ook genoemd als mogelijke redenen.

Zie ook

Zie de categorie Islam in the Netherlands van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.