Frisii

De Frisii waren een Germaans volk dat ten noorden van de Rijn leefde ten tijde van de Romeinen.[1] De Romein Publius Cornelius Tacitus onderscheidde twee groepen Frisii, namelijk de maiores Frisii (Grote Friezen) en minores Frisii (Kleine Friezen).

Germaanse volkeren omstreeks 150 Gangbare jaartelling

Onderwerping

In het jaar 12 v.Chr. versloeg Romeins veldheer Nero Claudius Drusus de Frisii en lijfde hen in bij het Romeinse Rijk. De voorwaarden voor de Frisii waren een belasting (meestal in de vorm van huiden van oerossen) en het leveren van manschappen voor de Romeinse auxilia. Het castellum Flevum werd vermoedelijk gebouwd om de Romeinen een veilige doortocht over het Vlie te bieden.

Opstanden

In 28 n.Chr. kwamen de Frisii in opstand tegen de Romeinen.[2] Volgens Tacitus begon deze opstand omdat de Romeinen onder hun landvoogd Olennius als belasting huiden van de oeros eisten, in plaats van de veel kleinere huiden van het vee van de Frisii. De Romeinen namen als represaille onder andere akkers in en maakten vrouwen en kinderen tot slaaf. Dit leidde tot een opstand. De Frisii en hun bondgenoten hingen een aantal belastinginners op en brachten 900 Romeinen om het leven tijdens de Slag in het Baduhenna-woud.

In 47 n.Chr werden de Frisii opnieuw onderworpen door een strijdmacht die onder leiding stond van de Romeinse generaal Gnaius Domitius Corbulo. Doel was het gebied van de Chauken en de Frisii (tussen Rijn en Eems[3]) te veroveren en hier een civitas Frisionum (hoofdstad van de Frisii, onder Romeinse invloed) in te richten.[4] Het gebied zou daarmee onderdeel van het militaire grensgewest Germania Inferior worden. Hij bouwde naar alle waarschijnlijkheid een militaire vestingplaats (vermoedelijk een castellum, waarvan de locatie onbekend is) om de Frisii in de gaten te houden. Hij had hiervoor de beschikking over twee legioenen, Legio V Alaudae en Legio XV Primigenia. In hetzelfde jaar besloot de Romeinse keizer Claudius I dat de Rijn de grens (Limes) van het Romeinse Rijk zou worden, en de militaire inzet zich moest concentreren op de verovering van Brittannië.

In 54 n.Chr. namen Friezen, op initiatief van Verritus en Malorix, gebied in langs de Rijn. Toen Dubius Avitus hierop dreigde de legioenen in te zetten, stuurde men hen als een delegatie naar Nero om toestemming te vragen dit gebied in bezit te nemen. Die weigerde en beval de Frisii de Rijnstreek te ontruimen, maar de Frisii legden dit bevel naast zich neer. Kort daarop werden ze echter door een plotselinge aanval van ruiterij en hulptroepen verdreven.

In 69/70 n.Chr namen de Frisii deel aan de mislukte Bataafse Opstand, als ondergeschikte partij aan de kant van de Bataafse opstandelingen.

Na de Bataafse Opstand raakte Nederland verdeeld in drie zones. Het zuiden werd geromaniseerd en de inheemse taal werd deels verdrongen door het Latijn. Latijnse leenwoorden slopen het Germaans binnen. De lokale bevolking zag zichzelf als bondgenoot van de Romeinen en handelde actief met hen (ze leverden soldaten, voedsel, etc.). Het gebied ten noorden van de rivieren, werd gedemilitariseerd en ontvolkt gehouden. In het gebied ten noorden van het ontvolkte gebied woonden de vrije stammen, waaronder de Frisii. Hier was de Romeinse invloed op de Germaanse taal betrekkelijk gering, de belastingplicht voor de Frisii ging echter onverminderd door. De Romanisatie deed hier slechts minimaal zijn intrede.

Definitieve einde van de oude Frisii

Nadat de Romeinse keizer Constantius Chlorus aan het eind van de derde eeuw met succes campagne had gevoerd tegen verschillende Germaanse volkeren, in het Nederrijnse gebied, waaronder de Frisii en Chamaven, beschrijft de Panegyrici Latini (manuscript VIII) dat de Frisii onder Romeinse dwang werden gedwongen om zich als laeti (dat wil zeggen half-vrijen met militaire verplichtingen) op Romeins grondgebied te vestigen. De laatste verwijzing naar de oude Frisii in de bewaard gebleven geschiedschrijving dateert van 297 n.Chr. De Frisii zijn in de vierde eeuw echter nog wel zichtbaar in het archeologische archief. De ontdekking van het zogenaamde terp Tritzum-aardewerk, uniek voor het gebied van de Frisii, toont aan dat een onbekend aantal Frisii in Vlaamse en het Engelse graafschap Kent werd geherhuisvest.[5]

Muur van Hadrianus

Friese ruitereenheden waren gestationeerd langs de Muur van Hadrianus te Burgh by Sands en in het fort Housesteads bij Bardon Mill gestationeerd; zij waren gerekruteerd om Romeins Brittannië te beschermen. In het laatstgenoemde fort was in de 3e eeuw een heiligdom ingericht voor de twee Alaisiagae[6], namelijk hun voorouderlijke godinnen van de overwinning Beda en Fimmilena. Mogelijk dezelfde godinnen werden onder de namen Boudihillia en Friagabis vereerd door een andere Friese eenheid die zichzelf Notfrieds Troep noemde. Het rekruteren van Germaanse barbaren voor de verdediging van Brittannië had een zeer lange geschiedenis en begon niet pas met de legendarische Angelsaksen Hengest en Horsa.

De Frisii en de Friezen

Rond 300 n.Chr. raakte het Nederlandse kustgebied grotendeels verlaten. Tegen het einde van de vierde eeuw vestigden zich hier Angelen en Saksen uit Noord-Duitsland en Zuid-Denemarken, die zich met de restanten van de oorspronkelijke bevolking vermengden. De nieuwe bewoners noemden zich net als hun voorgangers 'Friezen'. Deze naam was hun mogelijk gegeven door hun machtige zuiderburen, de Franken, die het gebied ten zuiden van de Rijn beheersten. Daarentegen gingen de bewoners van Oost-Nederland zich 'Saksen' noemen. De middeleeuwse Friezen stammen dus deels af van de Frisii uit de Romeinse tijd.

Voetnoten

  1. Tacitus: Annales IV
  2. Publius Cornelius Tacitus, Annales boek IV, 72-73. Ook digitaal beschikbaar op www.thelatinlibrary.org
  3. Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. Corbulo, Gnaeus Domitius. Microsoft Corporation/Het Spectrum.
  4. William Henry TeBrake, Medieval frontier: culture and ecology in Rijnland (1985) 96-97.
  5. Looijenga citeert Gerrets' "The Anglo-Frisian Relationship Seen from an Archaeological Point of View" (1995) voor deze bewering, blz. 40
  6. Alcock, L. (1971), Arthur's Britain, Pelican Books, p.94

Referenties

  • Looijenga, Jantina Helena, 1997, SSG Uitgeverij, History, Archaeology and Runes, Runes Around the North Sea and on the Continent AD 150 - 700 (zie hier); Texts and Contexts (PhD dissertation), Groningen University, 1997, Groningen, ISBN 90-6781-014-2.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.