Damme (Duitsland)

Damme is een gemeente in de Duitse deelstaat Nedersaksen, gelegen in het Landkreis Vechta. De stad telt 17.127 inwoners.[1] Naburige gemeentes uit hetzelfde district Vechta zijn onder andere Steinfeld, Neuenkirchen-Vörden en Holdorf. Bovendien heeft Damme daarnaast ook gemeentegrenzen met de gemeentes Diepholz (district Diepholz), Lembruch (district Diepholz), Hüde (district Diepholz) en Bohmte (district Osnabrück).[2] Damme ligt tussen het Dümmer meer en de Dammer Bergen (stuwwal) en ten noorden van het Wiehengebergte. Ten oosten en zuiden van de stad bevindt zich een veengebied, waaronder het Große Moor(= grote veen). Een groot gedeelte van het stadsgebied bevindt zich binnen het natuurpark Dümmer. Het centrum van de plaats bevindt zich 64 m boven NN(= NAP).

Damme
Stad in Duitsland

Situering
Deelstaat Nedersaksen
LandkreisVechta
Coördinaten52° 31 NB, 8° 12 OL
Algemeen
Oppervlakte104,38 km²
Inwoners (31-12-2018[1])17.127
(164 inw./km²)
Hoogte53 m
BurgemeesterGerd Muhle (CDU)
Overig
Postcode49401
Netnummer05491
KentekenVEC
Stad30 stadsdelen bzw. stadsdeele
Gemeentenummer03 4 60 002
Websitewww.damme.de
Locatie van Damme in Vechta
Portaal    Duitsland

Geschiedenis

Het vroege begin van de bewoning en continuïteit daarvan in de gemeente Damme, houdt verband met de geografische gesteldheid van dit gebied en het beschrijvende toponiem "Damme": In het zuidwesten, zuiden en oosten is het gebied vanaf het mesolithicum van drie kanten ingesloten geweest door een veengebied. In het noordwesten wordt het gebied begrensd door een beboste glaciale stuwwal die niet geschikt is voor landbouw, genaamd Dammer Berge. Daartussenin, op de glooiende helling van deze glaciale heuvelrug, met de fijnere zandafzettingen, lag als het ware een soort dam (vandaar toponiem Damme) of corridor die geschikt was voor permanente landbouwnederzettingen.

Hunebed in Damme (Neuenwalde?)

Terwijl de bewoning in de overgangsfase van laat mesolithicum naar vroegneolithicum nog in de nattere context (Swifterbantcultuur/Dümmer-Hüde I ; rond 5000 v. C.) ten oosten aan het Dümmermeer te vinden was, zijn latere bewoningssporen in de zonet beschreven corridor te vinden, vermoedelijk omdat landbouw ten opzichte van jacht en visserij toenemend belangrijk werd.

Zo zijn in Damme een aantal megalithgraven (hunebedden, TRBcultuur) uit het laat neolithicum (ca. rond 2500 v. C.) bewaard gebleven; bijvoorbeeld in Neuenwalde. Grafvelden uit de bronstijd en ijzertijd (vanaf 1700 v. C.) in de buurtschap Bergfeine wijzen op een onafgebroken bewoning en een agrarische activiteit in de regio Damme. Tegen het einde van de vroege middeleeuwen was het gebied centrum van de Saksische Dersa-(ook Dersi-)go, die ten tijde van Karel de Grote door de Franken verovert werd. Hierdoor kreeg het christendom vaste voet in dit gebied.

St.-Viktor-Kirche

Uit dezelfde tijd stammen ook de Dersaburg, een onsymmetrische ringwalburg met meerdere wallen in de Dammer Berge tussen Damme en Holdorf, en de twee Römerschanzen in Sierhausen. Deze twee vooruitgeschoven walburchten waren ter bescherming van het traject aangelegd, dat via de veenwegen door het Campemoor naar zuiden verliep. In 851 wordt voor het eerst in oorkondes, met de tocht van de Aleksander-relikwieën naar Wildeshausen, een melding gemaakt van de buurtschap Bokern. In 872 is er reeds een vermelding van de buurtschap Bergfeine.

Met de verovering door de Franken werden meierhoeven gesticht. De meiers waren bestuursambtenaren met speciale taken en bevoegdheden over de plaatselijke bevolking. Voor deze dienst in ruil kregen de meiers grote landerijen en aanzienlijke hoeven toegewezen. In het gebied van de huidige stad Damme bevonden zich elf van deze hoeven.

Met de bouw van het oudste kerkgebouw (tussen 850 en 950) en de oprichting van de daarbij horende kerkgemeente werd de plaats Damme bestuurscentrum van deze parochie. De oudste vermelding is pas uit het jaar 1180, toen Damme dus al een tijdje bestuurlijk centrum geweest zal zijn van Dersago en de Dammer parochie.

Daarna volgen eeuwenlange conflicten tussen bisschoppen van Münster en Osnabrück over de toewijzing van de parochie Damme. Deze machtsstrijd had op elk terrein nadelige invloed op het leven van burgers, waarvan met name de boeren de meeste last ondervonden. Eerst in 1817 werd deze rivalenstrijd bijgelegd toen Damme deel ging uitmaken van het hertogdom Oldenburg (sinds 1829 groothertogdom).

De plaats Damme was sinds de vroege middeleeuwen was ook regionaal productiecentrum en handelscentrum voor de lokale regio. Waarvan invloed zich uitstrekte over de huidige grenzen van de huidige gemeente Damme. Ook de betekenis als kerkelijk en bestuurlijk centrum reikte veel verder dan deze huidige gemeente. Dit kwam onder meer tot uitdrukking in de omvang van oude parochie, in 1817 tot 1879 in de autonomie van het ambt Damme, later in de uitbreiding van de landgemeente en vandaag in de centrale betekenis in het middenspectrum voor de regio.

Terwijl de hoofdplaats eeuwenlang gekenmerkt werd door de akkerburgerij (ambacht/handel als hoofdinkomen, landbouw voor zelfvoorziening of als nevenverdienste), speelde de landbouw in de omliggende boerendorpen een veel grotere rol. Dit gaat vandaag gedeeltelijk nog steeds op voor de inmiddels geïnnoveerde agrarische industrie, op bijvoorbeeld het gebied van de varkensmesterij, de productie van voedermiddelen en de gevleugelhouderij. Door deze tak van specialisatie zijn een groot arbeidsplaatsen en bedrijven ontstaan die deze sector bedienen.

De kleine landerijen brachten niet genoeg op om de families te voeden. Gedurende een lange periode van cica 1600 tot 1900, waren veel arme families in Noordwest-Duitsland, vaak "Heuerleute" (= pachtboertjes) van seizoenswerk in Nederland afhankelijk. In de kleine pachtboerderijtjes leefden niet zelden twee families met in totaal ca 14 tot 25 personen. Door het seizoenswerk zullen deze "Heuerstellen" echter niet permanent met zoveel mensen bewoond geweest zijn, hooguit in het winterseizoen. De mannen die niet veel geld bezaten die zich slecht voedden en zwaar werk verrichtten waren afgezien van hun arbeidskracht niet graag geziene gasten in Nederland. Het scheldwoord voor Duitser "mof" (= stinker) is bijvoorbeeld afgeleid van de muffe geur die grasmaaiers bij zich droegen van opgedroogde zweet en gemaaid gras. Naast grasmaaiers (van Pinksteren tot eind juli) werkten deze gastarbeiders ook als turfstekers (van pasen tot in de nazomer), als "Büsgänger" ofwel buisvaarders (van februari tot oktober) en als melker, baksteenbakkers, bouwvakkers en als textielarbeiders. In de negentiende eeuw leidde deze armoede, de explosief groeiende bevolking en de toenemende automatisering in de landbouw ertoe dat veel gezinnen emigreerden naar Amerika om daar een beter bestaan op te bouwen.

Pas toen in het midden van de 19e eeuw in Duitsland de industrialisering geïntroduceerd werd, vond er ook hier tijdens de keizertijd (1871-1918) een structuuromwenteling plaats. De nadruk kwam meer te liggen op ambacht, handel en dienstverlening. De opkomst van industriebedrijven in Damme vond echter veel later plaats. Het in 1910 ontdekte ijzerertsvoorkomen werd van 1939 tot 1967 door een schachtmijnbedrijf geëxploiteerd. Tegenwoordig biedt de metaal-, hout-, kunststof- en landbouwmachine-industrie, en de productie van beveiligingssystemen en precisiemodules voor de automobielindustrie, de terreinen logistiek en industriecartonage naast het regioziekenhuis voor de lokale regio meer dan 3000 arbeidsplaatsen.

Inmiddels is Damme met 16.500 inwoners het economische hart van een gebied van meer dan 40.000 mensen en heeft daarmee een belangrijke centrale functie in het middenspectrum. Ook al wordt het niet officieel door het programma van ruimtelijke ordening van het land Nedersaksen als zodanig ingedeeld.

Vanwege het inwoneraantal, de nederzettingsstructuur en het economische belang kreeg Damme op 1 mei 1982 door de minister van binnenlandse zaken van het bondsland Nedersaksen Egbert Möcklinghoff het predicaat 'Stadt'.

Dammer carnaval

Een overblijfsel van een eeuwenoude traditie in de regio is het Dammer carnaval. Sinds de middeleeuwen op verschillende wijze gevierd, maar uniek omdat het één week eerder gevierd wordt dan elders gebruikelijk is. Deze voorverschuiving van de viering heeft te maken met een poging van de bisschop van Münster, om het in zijn ogen "zondige vastnachtsgedoe" uit te roeien. Hij legde in 1892 op dat op de narrendagen een soort non-stop gebedsbeoefening, het befaamde "veertigurige gebed" plaats moest vinden. Ieder gelovige had hieraan deel te nemen. Ondanks hevige protesten uit de Dammer bevolking week de bisschop niet af van zijn verordening, zodat de Dammer narren op hun beurt carnaval gewoonweg een week eerder vierden. Deze eigenaardigheid heeft het Dammer carnaval tot op de dag van vandaag in stand weten te houden.

De vroegste vermelding in oorkonden van de carnavalsoptocht en stamt uit de vijftiende eeuw (1564). Hierbij werd het volgende vermeld: In samenhang met de confrontaties tussen de vorstbisschoppen van Münster en Osnabrück om de machtsuitoefening in Damme waren ook de jachtgerechtigheden controversieel. Toen in dat jaar een Osnabrücker jager en een Münster jager in de Dammer Berge om recht te jagen ruzie maakten, liep de strijd uit de hand en er vielen gerichte schoten, waarbij één Osnabrücker jager zwaargewond raakte. Toen de zaak in Damme voor de rechter kwam, veroordeelde deze rechter de Osnabrücker onderdaan tot een gevangenisstraf en spitsroedeloop. Deze vond echter als onderdeel van de carnavalsdagen plaats en leidde tot de dood van de veroordeelde jager. Sinds de middeleeuwen heeft deze vorm van carnavalsoptocht deel uitgemaakt onder de naam Heischegang(vert. bedelgang), later opgevolgd door de tegenwoordige "ganzenmars" die elke dinsdag na het Dammer carnaval plaatsvindt. Vergeleken met deze vroege aanwijzingen is de oudste Dammer carnavalsgezelschap opgericht in 1614 nog relatief jong.

Damme ligt in het zuidelijkste deel van het voormalige groothertogdom Oldenburg en diens opvolger de vrijstaat Oldenburg, het Oldenburger Münsterland, dat uit de districten Cloppenburg en Vechta bestaat. Sinds 1946 is het land Oldenburg onderdeel van het bondsland Nedersaksen. Damme behoorde tot 31 december 2004 tot het regeringsdistrict Weser-Ems, dat na een bestuurlijke fusie werd afgeschaft.

Indeling

Bergfeine, Bergmark, Bexadde, Bokern, Borringhausen, Clemens-August-Dorf, Dalinghausen, Damme-Nord, Damme-Ort, Damme-West, Dümmerlohausen, Glückauf, Greven, Haverbeck, Hinnenkamp, Holte, Hüde, Kemphausen, Klünenberg, Langenteilen, Neuenwalde, Nienhausen, Nordhofe, Oldorf, Ossenbeck, Osterdamme, Osterfeine, Reselage, Rottinghausen, Rüschendorf, Sierhausen, Südfelde, Wempenmoor, Wienerei

Ontwikkeling bevolking

jaar inwoners
16593.827
17055.110
17725.859
18177.561
18556.908
19005.010
19456.943
195010.142
19609.301
197011.191
198012.884
199013.556
200015.578
200916.295

Kunst, cultuur en recreatie

stadsmuseum
Watermolen "Höltermann"
parochiekerk St. Viktor
Ev.luth. parochiekerk "Zum guten Hirten"
fontein St. Viktor op het kerkplein
gemeentehuis

Musea

  • Damme heeft een stadsmuseum met vier vaste tentoonstellingen (1. Het begin van de bewoning, 2. De eeuwenlange machtsstrijd tussen de vorstbisschoppen van Osnabrück en Münster over het gebied Damme, 3. Dammer vastnacht en carnaval sinds 1614, 4. IJzerertswinning in de Dammer Bergen 1939-1967) en wisseltentoonstellingen (bijvoorbeeld: Damme in het interbellum). Openingstijden: zondag en woensdag van 15 tot 18 uur. Ter plekke zijn een aantal publicaties over de regionale geschiedenis te vinden.
  • De watermolen Höltermann kan op afspraak bezichtigd worden. In het gebouw is een tentoonstelling over de geschiedenis van de Dammer molens ingericht.
  • In Damme-Dümmerlohausen bevindt zich bovendien een museum met een tentoonstelling over de vogels die aan het Dümmer-meer te vinden zijn, eveneens op aanvraag te bezichtigen.

Bioscopen

Sinds 1991 bestaat in Damme een bioscoop met drie zalen, inmiddels zijn het er 5 zalen geworden.

Architectuur

Kerken

  • Rooms katholieke parochiekerk St. Viktor is een in neogotische stijl uitgevoerde kathedraalachtige kerk van zandsteen; gebouwd tussen 1904-1906 heeft deze de sobere middeleeuwse voorloper vervangen. Alleen de kenmerkende toren is gespaard gebleven bij deze verbouwing. De romaanse basis (rond 1300) van de toren is opgetrokken uit glaciale zwerfkeien, later is de toren in gotische stijl (1300-1400?) verder opgetrokken in zandsteen. De barokke torenspits is het uit jaar 1693. Het interieur is voornamelijk in neogotische stijl uitgevoerd, uitzondering hierop vormt het romaanse doopvont van Bentheimer zandsteen ondergebracht in het gewelf van de toren.
  • Evangelisch Lutherse Laurentiuskapel in 1905 gebouwd is een neogotische baksteenbouw.
  • Evangelisch Lutherse parochiekerk "Zum guten Hirten"(1959-1960), in zakelijke stijl opgerichte zaalkerk, renovaties zijn in 2002/2003 uitgevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog groeide, door vestiging van vluchtelingen uit het voormalige Pruisen de Lutherse gemeente zodanig, dat de bouw van een grotere kerk noodzakelijk was geworden.

Bron

Zie de categorie Damme (Dümmer) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.