Barrièretraktaat

Het Barrièreverdrag of Barrièretraktaat was een clausule bij de Vrede van Rijswijk (1697), die de Negenjarige Oorlog afsloot, waarbij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden het recht kreeg om garnizoenen te legeren in acht steden in de Spaanse Nederlanden.

In de voorgaande oorlogen, de Hollandse Oorlog van 1672-1678, en de Negenjarige Oorlog van 1688-1697, was gebleken dat de Spanjaarden niet meer in staat waren om op eigen kracht de Zuidelijke Nederlanden tegen Frankrijk te verdedigen. Deze verdediging was grotendeels voor rekening van de Republiek gekomen.

Daarom werd overeengekomen dat de Republiek 23 bataljons infanterie zou mogen legeren in de vestingen van Nieuwpoort, Oostende, Kortrijk, Bergen, Aat, Charleroi, Namen en Luxemburg. Deze garnizoenen zouden onder Noord-Nederlandse officieren staan, maar de kosten ervan zouden voor 60 % worden opgebracht door de Zuidelijke Nederlanden. Het was in feite een vooruitgeschoven verdedigingslinie van de Republiek. De aanwezigheid van protestantse troepen werd door de katholieke inwoners van de betrokken steden maar matig op prijs gesteld.

Na de Spaanse Successieoorlog (1702-1713), toen de Spaanse Nederlanden in Oostenrijkse handen kwamen, werd in de Vrede van Utrecht (1713), later in 1715 nog aangescherpt, een nieuw barrièreverdrag opgenomen, waarbij het ditmaal ging om de steden Namen, Doornik, Menen, Waasten, Ieper en Veurne alsmede het Fort Knokke in het westen, en de steden Roermond, Venlo, Geldern, Weert en het Land van Kessel in het oosten.

Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) bleek echter dat de vestingwerken van de betrokken steden sterk verwaarloosd waren, zodat de Fransen een aantal ervan (Menen, Fort Knokke, Veurne en Ieper) in 1744 gemakkelijk konden innemen. In 1781 zegde keizer Jozef II het traktaat eenzijdig op.

Bron

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.